Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Vurig gebed om Gods hulp |
1 EEN psalm van David. Twist, HEERE, met mijn twisters; strijd met mijn bestrijders. |
2 Grijp het schild en de rondas, en sta op tot mijn hulp. |
3 En breng de spies voort, en sluit den weg toe, mijn vervolgers tegemoet; zeg tot mijn ziel: Ik ben uw Heil. |
4 aLaat hen beschaamd en te schande worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en schaamrood worden, die kwaad tegen mij bedenken. a Ps. 40:15; 70:3. |
a Ps. 40:15 Laat hen tezamen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken om die te vernielen; laat hen achterwaarts gedreven worden en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad. Ps. 70:3 Laat hen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad. |
5 Laat hen worden als bkaf voor den wind, en de engel des HEEREN drijve hen weg. b Job 21:18. Ps. 1:4. Jes. 29:5. Hos. 13:3. |
b Job 21:18 Dat zij gelijk stro worden voor den wind, en gelijk kaf dat de wervelwind wegsteelt? Ps. 1:4 Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf dat de wind heendrijft. Jes. 29:5 En de menigte uwer vreemde soldaten
zal zijn gelijk dun stof, en de menigte der tirannen als voorbijvliegend kaf; en het zal in een ogenblik haastelijk geschieden. Hos. 13:3 Daarom zullen zij zijn als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die heengaat; als kaf van den dorsvloer en als rook uit den schoorsteen wordt weggestormd. |
6 Hun weg zij duister en gans slibberig; en de engel des HEEREN vervolge hen. |
7 Want zij hebben zonder oorzaak de groeve van hun net voor mij verborgen; zij hebben zonder oorzaak gegraven voor mijn ziel. |
8 De verwoesting overkome hem, dat hij het niet wete, en zijn net, dat hij verborgen heeft, vange hemzelven; hij valle daarin met verwoesting. |
9 Zo zal mijn ziel zich verheugen in den HEERE; zij zal vrolijk zijn in Zijn heil. |
10 Al mijn beenderen zullen zeggen: HEERE, wie is U gelijk! Gij, Die den ellendige redt van dien die sterker is dan hij, en den ellendige en nooddruftige van zijn berover. |
11 Wrevelige getuigen staan er op; hetgeen ik niet weet, eisen zij van mij. |
12 Zij vergelden mij kwaad voor goed, de beroving mijner ziel. |
13 Mij aangaande daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed, ik kwelde mijn ziel met vasten, en mijn gebed keerde weder in mijn boezem. |
14 Ik ging steeds alsof het een vriend, alsof het mij een broeder geweest ware; ik ging gebukt in het zwart, als een die over zijn moeder treurt. |
15 Maar als ik hinkte, waren zij verblijd en verzamelden zich; zij verzamelden zich tot mij als geslagenen, en ik merkte niets; zij scheurden hun klederen en zwegen niet stil. |
16 Onder de huichelachtige spotachtige tafelbroeders knersten zij over mij met hun tanden. |
17 Heere, hoelang zult Gij toezien? Breng mijn ziel weder van hunlieder verwoestingen, mijn eenzame van de jonge leeuwen. |
18 cZo zal ik U loven in de grote gemeente; onder machtig veel volk zal ik U prijzen. c Ps. 40:10, 11; 111:1. |
c Ps. 40:10 Ik boodschap de gerechtigheid in de grote gemeente; zie, mijn lippen bedwing ik niet; HEERE, Gij weet het. Ps. 40:11 Uw gerechtigheid bedek ik niet in het midden mijns harten; Uw waarheid en Uw heil spreek ik uit; Uw weldadigheid en Uw trouw verheel ik niet in de grote gemeente. Ps. 111:1 HALLELUJAH. Aleph. Ik zal den HEERE loven van ganser harte; Beth. in den raad en vergadering der oprechten. |
19 Laat hen zich niet verblijden over mij, die mij om valse oorzaken vijand zijn; noch wenken met de ogen, ddie mij zonder oorzaak haten. d Joh. 15:25. |
d Joh. 15:25 Maar dit geschiedt opdat het woord vervuld worde dat in hun Wet geschreven is: Zij hebben Mij zonder oorzaak gehaat. |
20 Want zij spreken niet van vrede, maar zij bedenken bedrieglijke zaken tegen de stillen in den lande. |
21 En zij sperren hun mond wijd op tegen mij; zij zeggen: Ha, ha, ons oog heeft het gezien. |
22 HEERE, Gij hebt het gezien, zwijg niet; Heere, wees niet verre van mij. |
23 Ontwaak en word wakker tot mijn recht; mijn God en Heere, tot mijn twistzaak. |
24 Doe mij recht naar Uw gerechtigheid, HEERE mijn God, en laat hen zich over mij niet verblijden. |
25 Laat hen niet zeggen in hun hart: Heah, onze ziel! Laat hen niet zeggen: Wij hebben hem verslonden! |
26 Laat hen beschaamd en tezamen schaamrood worden, die zich in mijn kwaad verblijden; laat hen met schaamte en schande bekleed worden, die zich tegen mij groot maken. |
27 Laat hen vrolijk zingen en verblijd zijn, die lust hebben tot mijn gerechtigheid, en laat hen geduriglijk zeggen: Grootgemaakt zij de HEERE, Die lust heeft tot den vrede Zijns knechts. |
28 Zo zal mijn tong vermelden Uw gerechtigheid, en Uw lof den gansen dag. |