Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 32 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 32

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

David leert hier dat zij gelukzalig zijn, dien God de zonden vergeeft, en die ze oprechtelijk belijden; hetwelk hij met zijn eigen voorbeeld en de gewoonte van alle gelovigen bevestigt, waarschuwende voor hardnekkigheid; en vermanende tot blijdschap over Gods goedertierenheid.
 
Tweede boetpsalm
1 EEN 1onderwijzing van David.
a2Welgelukzalig is hij wiens overtreding 3vergeven, wiens zonde bedekt is.
1 Hebr. maskil, dat is, onderwijzer, die verstand geeft, verstandig maakt, dat is, een onderwijs- of leerpsalm; alzo genoemd vanwege de nodige en gewichtige leer die daarin begrepen is. Dezen titel hebben ook verscheidene andere psalmen, die tot een bijzonder onderwijs en stichting, zo voor den auteur zelven, als voor de ganse kerk gemaakt zijn.
a Rom. 4:6, 7. verwijsteksten
2 Zie de verklaring dezer leer Rom. 4:6, 7, enz. 2 Kor. 5:19, 21. verwijsteksten
3 Of: weggenomen. Welke manier van spreken ook in het Nieuwe Testament gebruikt wordt. Zie Ps. 25 op vers 18, en vgl. Hebr. 9:28. Hebr. alsof men zeide: verlicht of vergeven van overtreding, of een vergevene der overtreding, bedekt van zonde; welke Hebreeuwse manier van spreken zulks betekent als in den tekst staat. verwijsteksten
 
2 Welgelukzalig is de mens dien de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens 4geest geen bedrog is.
4 Dat is, die zonder huichelarij of geveinsdheid God dient, en zijn zonden met een oprecht hart voor Hem bekent.
 
3 Toen ik 5zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag.
5 Dat is, mijn zonden voor den HEERE niet bekende.
 
4 Want Uw 6hand was dag en nacht zwaar op mij, mijn 7sap werd veranderd in zomerdroogten. 8Sela.
6 Dat is, plaag. Vgl. Ruth 1:13. Job 13 op vers 21. verwijsteksten
7 Dat is, de natuurlijke warme vochtigheid, die des mensen leven onderhoudt.
8 Zie Ps. 3 op vers 3. verwijsteksten
 
5 Mijn zonde 9maakte ik U bekend en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal bbelijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE. En Gij 10vergaaft 11de ongerechtigheid mijner zonde. Sela.
9 Dat is, maar als ik, enz., zo vergaaft Gij, enz.
b Spr. 28:13. 1 Joh. 1:9. verwijsteksten
10 Of: naamt weg.
11 De schuld en de straf, zodat ik mij met recht voor gelukzalig acht, als vers 1. verwijsteksten
 
6 Hierom zal U een ieder 12heilige aanbidden in 13vindenstijd; ja, in een overloop van 14grote wateren zullen zij hem niet aanraken.
12 Zie van het Hebreeuwse woord Ps. 4 op vers 4. verwijsteksten
13 Dat is, als Gij, o Heere, te vinden zijt. Zie Jes. 55:6. Anders: in treffenstijd, dat is, als de straffen de mensen treffen, wat met het volgende ook wel overeenkomt. Zie Ps. 21:9; 116:3. Insgelijks Deut. 4 op vers 30, enz. verwijsteksten
14 Of: vele, geweldige wateren, dat is, grote en zware noden aankomen. Zie 2 Sam. 22 op vers 17. verwijsteksten
 
7 cGij zijt mij een 15Verberging, Gij behoedt mij voor benauwdheid; Gij omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela.
c Ps. 27:5; 31:21. verwijsteksten
15 Als een schuilplaats. Zie Ps. 31:21. verwijsteksten
 
8 16Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg dien gij gaan zult; ik zal raad geven, 17mijn oog zal op u zijn.
16 Hier wendt de profeet zijn rede tot de mensen; hoewel sommigen menen dat het Gods eigen woorden zijn, die David invoert aldus sprekende.
17 Dat is, ik zal voor u zorg dragen, of zorg voor u dragende. Vgl. Deut. 11:12. Ezra 5:5. Insgelijks 1 Kon. 8 op vers 29. Ps. 33:18; 34:16. Jer. 24:6; 39:12; 40:4. verwijsteksten
 
9 Weest niet gelijk een paard, gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft, dwelks muil men breidelt met toom en gebit, 18opdat het tot u niet genake.
d Spr. 26:3. Jak. 3:3. verwijsteksten
18 Dat paard of muilezel u niet kwetse. Of: als het tot u niet wil naderen.
 
10 De goddeloze heeft vele 19smarten; maar die op den HEERE vertrouwt, dien zal de 20goedertierenheid omringen.
19 Vgl. Spr. 13:21; 19:29; 24:20. verwijsteksten
20 Te weten des Heeren.
 
11 Verblijdt u in den HEERE en verheugt u, gij rechtvaardigen, en zingt vrolijk, alle gij 21oprechten van hart.
21 Zie Ps. 7 op vers 11. verwijsteksten

Einde Psalm 32