Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Een vermaning tot dankzegging vanwege Zijn goedgunstigheid tot Zijn gemeente, en haar overwinning, die zij door Zijn kracht en genade verworven heeft. |
Oproep tot dankzegging |
1 HALLELUJAH. 1Zingt den HEERE een nieuw lied; Zijn lof zij 2in de gemeente 3Zijner gunstgenoten. |
| 1 Zie Ps. 33, de aant. op vers 3. |
| Ps. 33:3 (kt.) Zingt Hem een nieuw lied; speelt wel met vrolijk geschal. |
| 2 Dat is, in Gods kerk, welke is een verzameling der uitverkorenen. |
| 3 Dat is hier en ook vers 5 ingevoegd uit vers 9. |
| vers 5 Dat Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen om die eer; dat zij juichen op hun legers. vers 9 Om het beschreven recht over hen te doen. Dit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah. |
|
2 Dat Israël zich verblijde 4in aDengene Die hem gemaakt heeft; dat de kinderen Sions zich verheugen 5over hun Koning. |
| 4 Hebr. in zijn Makers. Zie Gen. 1:26; 20 op vers 13. Job 35:10. Pred. 12:1. Jes. 54:5. God heeft Israël niet alleen geschapen, maar ook tot Zijn volk uitverkoren. |
| Gen. 1:26 En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. Gen. 20:13 (kt.) En het is geschied, als mij God uit mijns vaders huis deed dwalen, zo sprak ik tot haar: Dit zij uw weldadigheid, die gij bij mij doen zult, aan alle plaats waar wij komen zullen, zeg van mij: Hij is mijn broeder. Job 35:10 Maar niemand zegt: Waar is God, mijn Maker, Die de psalmen geeft in den nacht? Pred. 12:1 EN gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve. Jes. 54:5 Want uw Maker is uw Man, HEERE der heirscharen is Zijn Naam; en de Heilige Israëls is uw Verlosser; Hij zal de God des gansen aardbodems genoemd worden. |
| a Ps. 100:3. |
| Ps. 100:3 Weet dat de HEERE is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide. |
| 5 Of: vanwege hun Koning, te weten Christus, als Hoogl. 1:4. Matth. 21:5, Wiens voorbeeld David geweest is. |
| Hoogl. 1:4 Trek mij, wij zullen U nalopen. De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; wij zullen ons verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn; de oprechten hebben U lief. Matth. 21:5 Zegt de dochter Sions: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en een veulen, zijnde een jong ener jukdragende ezelin. |
|
3 bDat zij Zijn Naam loven 6op de fluit; dat zij Hem psalmzingen op de trommel en harp. |
| b Ps. 81:3, 4. |
| Ps. 81:3 Heft een psalm op en geeft den trommel, de lieflijke harp met de luit. Ps. 81:4 Blaast de bazuin in de nieuwe maan, te bestemder tijd op onzen feestdag. |
| 6 Anders: in reien, als Ps. 30:12; 150:4. Jer. 31:4, 13. |
| Ps. 30:12 Gij hebt mij mijn weeklage veranderd in een rei; Gij hebt mijn zak ontbonden, en mij met blijdschap omgord, Ps. 150:4 Looft Hem met de trommel en fluit; looft Hem met snarenspel en orgel. Jer. 31:4 Ik zal u weder bouwen en gij zult gebouwd worden, o jonkvrouw Israëls; gij zult weder versierd zijn met uw trommels, en uitgaan met den rei der spelenden. Jer. 31:13 Dan zal zich de jonkvrouw verblijden in den rei, daartoe de jongelingen en ouden tezamen; want Ik zal hunlieder rouw in vrolijkheid veranderen, en zal hen troosten en zal hen verblijden na hun droefenis. |
|
4 Want de HEERE heeft een welgevallen aan Zijn volk; Hij zal de zachtmoedigen 7versieren met heil. |
| 7 Dat is, Hij maakt hen heerlijk, nadat Hij hen heeft gered en verhoogd. Ja, Hij zal hen brengen tot de genieting der eeuwige vreugd en zaligheid. |
|
5 Dat Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen om 8die eer; dat zij juichen 9op hun legers. |
| 8 Die God hun aandoet. Zie het voorgaande vers. |
| 9 Op dewelke zij zacht liggen en rusten, dewijl God de Heere hen bewaart. Zie Ps. 3:6. De zin is: Zij zullen den Heere loven bij dag en bij nacht, zelfs als zij op hun bedden liggen. |
| Ps. 3:6 Ik lag neder en sliep; ik ontwaakte, want de HEERE ondersteunde mij. |
|
6 10De verheffingen Godes 11zullen in hun keel zijn, en c12een tweesnijdend zwaard in hun hand; |
| 10 Dat is, de lofzangen waarmede zij de heerlijke werken Gods verheffen zullen. Anders: De opheffingen, te weten der stem, dat is, de predicatiën van het Goddelijk Woord. |
| 11 Dat is, zullen overluid uitgesproken of uitgeroepen worden, als Jes. 58:1. |
| Jes. 58:1 ROEP uit de keel, houd niet in, verhef uw stem als een bazuin, en verkondig Mijn volk hun overtreding, en het huis van Jakob hun zonden. |
| c 2 Thess. 2:8. Hebr. 4:12. Openb. 1:16. |
| 2 Thess. 2:8 En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden, denwelken de Heere verdoen zal door den Geest Zijns monds, en tenietmaken door de verschijning Zijner toekomst; Hebr. 4:12 Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel en des geestes, en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten; Openb. 1:16 En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand; en uit Zijn mond ging een tweesnijdend scherp zwaard; en Zijn aangezicht was gelijk de zon schijnt in haar kracht. |
| 12 Hebr. het zwaard der monden, dat is, met twee monden of scherpten, gelijk Richt. 3:16. Zie de aant. aldaar. Dit tweesnijdend zwaard is Gods Woord, en het komt uit den mond van Christus, en met dit zwaard overwinnen de gelovigen den duivel, de wereld en de geweldigen dezer wereld, 2 Kor. 10:4. Ef. 6:17. Hebr. 4:12. Openb. 1:16. |
| Richt. 3:16 En Ehud maakte zich een zwaard dat twee scherpten had, welks lengte een el was; en hij gordde dat onder zijn klederen, aan zijn rechterheup. 2 Kor. 10:4 Want de wapenen van onzen krijg zijn niet vleselijk, maar krachtig door God, tot nederwerping der sterkten; Ef. 6:17 En neemt den helm der zaligheid, en het zwaard des Geestes, hetwelk is Gods Woord; Hebr. 4:12 Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel en des geestes, en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten; Openb. 1:16 En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand; en uit Zijn mond ging een tweesnijdend scherp zwaard; en Zijn aangezicht was gelijk de zon schijnt in haar kracht. |
|
7 Om 13wraak te doen over de heidenen, en 14bestraffingen over de volken; |
| 13 Te weten met woorden, als Joh. 16:8, enz. |
| Joh. 16:8 En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel: |
| 14 Dit geschiedt met te prediken tegen de afgoderij en goddeloosheid der heidenen en der ongelovigen, als Hand. 14:15; 17:16, 17, 22, enz. Vgl. dit met Jes. 41:15. 2 Kor. 10:4, 5. |
| Hand. 14:15 En zeggende: Mannen, waarom doet gij deze dingen? Wij zijn ook mensen van gelijke bewegingen als gij, en verkondigen ulieden dat gij u zoudt van deze ijdele dingen bekeren tot den levenden God, Die gemaakt heeft den hemel en de aarde en de zee en al hetgeen in dezelve is; Hand. 17:16 En terwijl Paulus hen te Athene verwachtte, werd zijn geest in hem ontstoken, ziende dat de stad zozeer afgodisch was. Hand. 17:17 Hij handelde dan in de synagoge met de Joden en met degenen die godsdienstig waren, en op de markt allen dag met degenen die hem voorkwamen. Hand. 17:22 En Paulus staande in het midden van de plaats genaamd Areópagus, zeide: Gij mannen van Athene, ik bemerk dat gij alleszins gelijk als godsdienstiger zijt. Jes. 41:15 Zie, Ik heb u tot een scherpe nieuwe dorsslede gesteld, die scherpe pinnen heeft; gij zult bergen dorsen en vermalen, en heuvelen zult gij stellen gelijk kaf. 2 Kor. 10:4 Want de wapenen van onzen krijg zijn niet vleselijk, maar krachtig door God, tot nederwerping der sterkten; 2 Kor. 10:5 Dewijl wij de overleggingen ternederwerpen, en alle hoogte die zich verheft tegen de kennis Gods, en alle gedachte gevangen leiden tot de gehoorzaamheid van Christus; |
|
8 Om hun koningen 15dte binden met ketenen, en hun achtbaren met ijzeren boeien; |
| 15 Te weten door strafpredicatiën en met inbinding hunner zonden, hen alzo brengende onder het juk en de onderdanigheid van het Heilig Evangelie. Zie Ps. 2:3. Jes. 45:14. Mark. 6:20. Hand. 24:26. Openb. 21:24. |
| Ps. 2:3 Laat ons Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen. Jes. 45:14 Alzo zegt de HEERE: De arbeid der Egyptenaars en de koophandel der Moren en der Sabeeërs, der mannen van grote lengte, zullen tot u overkomen en zij zullen uwe zijn, zij zullen u navolgen, in boeien zullen zij overkomen; en zij zullen zich voor u buigen, zij zullen u smeken, zeggende: Gewisselijk, God is in u en er is anders geen God meer. Mark. 6:20 Want Herodes vreesde Johannes, wetende dat hij een rechtvaardig en heilig man was, en hield hem in waarde; en als hij hem hoorde, deed hij vele dingen, en hoorde hem gaarne. Hand. 24:26 En tegelijk ook hopende dat hem van Paulus geld gegeven zou worden, opdat hij hem losliet; waarom hij hem ook dikmaals ontbood, en sprak met hem. Openb. 21:24 En de volken die zalig worden, zullen in haar licht wandelen; en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid en eer in dezelve. |
| d Matth. 18:18. |
| Matth. 18:18 Voorwaar zeg Ik u: Al wat gij op de aarde binden zult, zal in den hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden wezen. |
|
9 Om 16het beschreven recht over hen te doen. eDit zal de heerlijkheid van al Zijn gunstgenoten zijn. Hallelujah. |
| 16 Dat is, om hen vrij te spreken van hun afgoderij en andere zonden, indien zij zich oprechtelijk bekeren; maar indien zij in hun goddeloosheid blijven steken, hun den dood en de eeuwige verdoemenis te verkondigen, naar inhoud van het Woord Gods, in de boeken der Heilige Schrift geopenbaard. |
| e Deut. 4:6. |
| Deut. 4:6 Behoudt ze dan en doet ze; want dat zal uw wijsheid en uw verstand zijn voor de ogen der volken, die al deze inzettingen horen zullen en zeggen: Ditzelve grote volk alleen is een wijs en verstandig volk. |