Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De psalmist wekt zichzelven op tot lof des Heeren; met vermaning van zich op mensen niet te verlaten, maar op God, ten aanzien van Zijn almacht, trouw, hulp en troost, en altijddurende regering. |
Gods eeuwige trouw |
1 HALLELUJAH.1 O mijn ziel, prijs den HEERE. | | 1 Zie Ps. 104:35; 106:1. Ps. 104:35 De zondaars zullen van de aarde verdaan worden, en de goddelozen zullen niet meer zijn. Loof den HEERE, mijn ziel. Hallelujah. Ps. 106:1 HALLELUJAH. Looft den HEERE, want Hij is goed; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. |
2 Ik zal den HEERE prijzen in mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben. | | |
3 aVertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. | | a Ps. 118:8, 9. Ps. 118:8 Het is beter tot den HEERE toevlucht te nemen dan op den mens te vertrouwen. Ps. 118:9 Het is beter tot den HEERE toevlucht te nemen dan op prinsen te vertrouwen. |
4 2Zijn 3geest gaat uit, 4hij keert weder 5tot zijn aarde; te dienzelven dage 6vergaan zijn 7aanslagen. | | 2 Te weten van des mensen kind, of van den prins. |
3 Dat is, zijn ziel. Het is een omschrijving van den dood. Zie de aant. Gen. 35 op vers 18. Gen. 35:18 (kt.) En het geschiedde als haar ziel uitging (want zij stierf), dat zij zijn naam noemde Ben-oni; maar zijn vader noemde hem Benjamin. |
4 Te weten de mens, welverstaande zoveel het lichaam aangaat. |
5 Dat is, tot de aarde waarvan hij genomen of gemaakt is, Gen. 2:7; 3:19. Ps. 104:29. Pred. 12:7. Gen. 2:7 En de HEERE God had den mens geformeerd uit het stof der aarde en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel. Gen. 3:19 In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aarde wederkeert, dewijl gij daaruit genomen zijt; want gij zijt stof en gij zult tot stof wederkeren. Ps. 104:29 Verbergt Gij Uw aangezicht, zij worden verschrikt; neemt Gij hun adem weg, zij sterven, en zij keren weder tot hun stof. Pred. 12:7 En dat het stof weder tot aarde keert, als het geweest is; en de geest weder tot God keert, Die hem gegeven heeft. |
6 En dienvolgens ook het vertrouwen dat gij op hem gesteld hadt. |
7 Dat is, voornemens. |
5 Welgelukzalig is hij die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE zijn God is; | | |
6 Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid; | | |
7 Die den verdrukten recht doet, Die den hongerigen brood geeft; de HEERE maakt 8de gevangenen los. | | 8 Hebr. de gebondenen. |
8 bDe HEERE 9opent de ogen der blinden; de HEERE cricht de gebogenen op; de HEERE heeft 10de rechtvaardigen lief. | | b Matth. 9:30. Joh. 9:7-32. Matth. 9:30 En hun ogen zijn geopend geworden. En Jezus heeft hun zeer strengelijk verboden, zeggende: Ziet dat het niemand wete. Joh. 9:7 En zeide tot hem: Ga heen, was u in het badwater Silóam (hetwelk overgezet wordt: uitgezonden). Hij dan ging heen en wies zich, en kwam ziende. |
9 Hebr. opent de blinden, dat is, de ogen der blinden. |
c Ps. 145:14; 147:3. Luk. 13:13. Ps. 145:14 Samech. De HEERE ondersteunt allen die vallen, en Hij richt op alle gebogenen. Ps. 147:3 Hij geneest de gebrokenen van hart, en Hij verbindt hen in hun smarten. Luk. 13:13 En Hij legde de handen op haar; en zij werd terstond weder recht, en verheerlijkte God. |
10 Dat is, de vrome, godzalige, oprechte, godvrezende personen. |
9 De HEERE bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen 11weg 12keert Hij om. | | 11 Dat is, de raadslagen. |
12 Dat is, maakt Hij teniet. |
10 dDe HEERE zal in eeuwigheid regeren; uw God, 13o Sion, is van geslacht tot geslacht. 14Hallelujah. | | d Ex. 15:18. Ps. 145:13. Ex. 15:18 De HEERE zal in eeuwigheid en geduriglijk regeren. Ps. 145:13 Mem. Uw Koninkrijk is een Koninkrijk van alle eeuwen, en Uw heerschappij is in alle geslacht en geslacht. |
13 Dat is, gij, Israëlitisch volk, die den waren God op den berg Sion eert en dient naar Zijn instelling. |
14 Met dit woord begint en eindigt deze psalm. |