Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 144 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 144

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

David dankt God voor den zegen, hem in den krijg en de regering des volks verleend; belijdende tegelijk zijn en aller mensen nietigheid; hij bidt dat God hem krachtiglijk verlosse uit zijn grote benauwdheden, door te beloven den Heere te zullen loven voor Zijn zegeningen.
 
De gelukzaligheid van het volk welks God de HEERE is
1 EEN psalm van David.
Gezegend zij de HEERE, 1mijn Rotssteen, aDie mijn handen onderwijst ten strijde, mijn vingeren ten oorlog;
1 Zie de aant. Deut. 32 op vers 4. 2 Sam. 22:2. verwijsteksten
a 2 Sam. 22:35. Ps. 18:35. verwijsteksten
 
2 2Mijn Goedertierenheid en mijn Burcht, mijn hoog Vertrek en mijn Bevrijder 3voor mij; mijn Schild, en op Wien ik mij betrouwe; bDie mijn volk aan mij 4onderwerpt.
2 Dat is, Die over mij zo goedertieren is als de goedertierenheid zelve. Vgl. 2 Sam. 22:2. Zie verder Ps. 18:3. verwijsteksten
3 Dat is, tot mijn best.
b 2 Sam. 22:48. Ps. 18:48. verwijsteksten
4 Dat is, onderdanig maakt.
 
3 O HEERE, 5cwat is de mens, dat Gij hem kent? Het kind des mensen, dat Gij het acht?
5 Alsof hij zeide: Als men de ellendige en geringe conditie des mensen vergelijkt met de oneindige majesteit Gods, zo moet men zich verwonderen, dat Hij Zich verwaardigt te gedenken aan zo een arm creatuur.
c Job 7:17. Ps. 8:5; 31:8. Hebr. 2:6. verwijsteksten
 
4 De dmens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn eals een voorbijgaande schaduw.
d Ps. 39:6; 62:10. verwijsteksten
e Job 8:9; 14:2, 3. Ps. 102:12. verwijsteksten
 
5 6fNeig Uw hemelen, HEERE, en 7daal neder; graak de 8bergen aan, 9dat zij roken.
6 Dat is, kom mij en Uw volk te hulp van den hemel, en betoon Uw heerlijkheid en macht tegen onze vijanden. Zie 2 Sam. 22:10. Het is menselijkerwijze gesproken. verwijsteksten
f Ps. 18:10. verwijsteksten
7 Te weten tot mijn hulp en tot verstoring Uwer vijanden.
g Ps. 18:8; 104:32. verwijsteksten
8 Dat is (naar sommiger gevoelen), mijn grote en geweldige vijanden. Men kan dit ook nemen als een beschrijving van de majesteit en macht Gods in het uitvoeren van Zijn oordelen tegen de goddelozen die de vromen verdrukken. Vgl. Ps. 104:32, enz. verwijsteksten
9 Dat is, dat zij als rook verdwijnen.
 
6 h10Bliksem bliksem en verstrooi 11hen, izend Uw pijlen uit en verdoe hen.
h 2 Sam. 22:8. Ps. 18:15. verwijsteksten
10 Dat is, sla hen terneder en maak hen te schande met Uw Goddelijke en hemelse kracht.
11 Te weten die vreemde kinderen, van dewelke gesproken wordt vers 7. verwijsteksten
i 1 Sam. 7:10. verwijsteksten
 
7 Steek Uw handen 12van de hoogte uit; ontzet mij en ruk mij 13uit de grote wateren, uit de hand 14der vreemden;
12 Dat is, uit den hemel, als Ps. 18:17. verwijsteksten
13 Dat is, uit de grote vervolgingen der goddelozen. Zie 2 Sam. 22 op vers 17. verwijsteksten
14 Hebr. der kinderen des vreemden, hetzij vreemd van het burgerschap Israëls, of dergenen die in vreemde landen woonden; of dergenen die David voor hun koning nog niet wilden kennen, maar hem met Saul vervolgden. Zie Ps. 54:5. Zie ook de aant. 2 Sam. 22 op vers 45. verwijsteksten
 
8 Welker mond leugen spreekt; en 15hun rechterhand is een rechterhand der valsheid.
15 Welke zij geven tot versterking hunner belofte; alzo ook vers 11. verwijsteksten
 
9 O God, ik zal U 16een nieuw lied zingen; met de luit 17en het tiensnarig instrument zal ik U psalmzingen.
16 Zie de aantt. Ps. 33 op vss. 2, 3. verwijsteksten
17 Dit woordje wordt hier ingevoegd, omdat de luit en het tiensnarig instrument verscheidene instrumenten zijn, als te zien is Ps. 92:4. verwijsteksten
 
10 Gij 18Die den koningen overwinning geeft, Die Zijn knecht David ontzet 19van het boze zwaard;
18 Zie 2 Sam. 8:6. verwijsteksten
19 Dat is, van het zwaard hetwelk onschuldig bloed zoekt te vergieten.
 
11 Ontzet mij en red mij van de hand der vreemden, welker mond leugen spreekt; en hun rechterhand is een rechterhand der valsheid;
12 Opdat onze zonen zijn als planten 20welke groot geworden zijn in hun jeugd; onze dochters als 21hoekstenen, 22uitgehouwen naar de gelijkenis van een paleis.
20 Te weten planten.
21 Dat is, schoon en fraai van lijf en leden, gelijk men de hoekstenen aan een schoon gebouw fraai behouwt, besnijdt, polijst en versiert, opdat het vanbuiten te schoner schijne in allemans ogen.
22 Te weten kostelijk en fraai.
 
13 Dat onze 23winkels vol zijnde, den 24enen voorraad na den anderen uitgeven; dat onze kudden 25bij duizenden werpen, ja, 25bij tienduizenden op onze 26hoeven vermenigvuldigen.
23 Versta hier die plaatsen waar men den voorraad bijeenbrengt en bewaart, hetzij schuren, kelders, pakhuizen of korenzolders, enz. Kortom: David bidt hier dat God hem en de godzaligen wil zegenen met tijdelijke goederen.
24 Hebr. van spijze tot spijze, dat is, overvloed van spijze.
25 . 25 Dat is, in grote menigte.
26 Of: wijken. Zie de aant. Job 5:10. verwijsteksten
 
14 Dat onze ossen 27welgeladen zijn; dat 28geen inbreuk, noch 29uitval, 30noch gekrijs zij op onze straten.
27 Vet en vlezig, dat is, sterk en bekwaam om lasten te dragen en groten arbeid te doen. Of welgeladen, te weten met jongen, want onder den naam van ossen moet men hier ook de koeien verstaan, als Deut. 7:13. verwijsteksten
28 Te weten der vijanden in onze landen en steden, om ons goed en vee weg te drijven.
29 Te weten uit onze steden, om den vijand het geroofde goed en vee te ontrukken. Anders: geen uitgaande, te weten vrouw, om te klagen en te krijten.
30 Versta dit van krijgsgeschrei of alarm.
 
15 Welgelukzalig is het volk dien het 31alzo gaat; 32welgelukzalig is het volk welks God de HEERE is.
31 Te weten gelijk straks verhaald is.
32 Alsof hij zeide bij manier van verbetering der naastvoorgaande spreuk: Ja, ik zeg dat vooral gelukzalig is dat volk, hetwelk in het verbond en de genade Gods staat, Die de Fontein van alle zegeningen en gelukzaligheid is; in welke zaak het hoogste goed gelegen is. Vgl. Ps. 4:7, 8; 17:14, 15; 33:12; 65:5. verwijsteksten

Einde Psalm 144