Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 143 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 143

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

David van zijn vijanden zwaarlijk vervolgd en beangstigd zijnde, bidt zeer vuriglijk om haastige verlossing en om onderrichting in de wegen des Heeren en om het verderf zijner vijanden.
 
Zevende boetpsalm
1 EEN1 psalm van David.
O HEERE, hoor mijn gebed, neig de oren tot mijn smekingen; 2verhoor mij naar Uw waarheid, 3naar Uw gerechtigheid.
1 Enigen menen dat David dezen psalm gedicht heeft toen Absalom hem vervolgde; anderen, toen Saul hem najaagde.
2 Alsof hij zeide: Dewijl mij geweld en ongelijk geschiedt van mijn vijanden, zo bid ik U, o Heere, dat Gij, als een rechtvaardig Rechter, zulks niet langer wilt laten geschieden.
3 Dat is, om Uwer gerechtigheid wil. Zie Ps. 31:2. verwijsteksten
 
2 En 4ga niet in het gericht met Uw knecht; awant niemand die leeft, 5zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn.
4 Dat is, roep mij niet in het recht, en handel met mij niet naar mijn verdiensten. Zie Job 22:4. verwijsteksten
a Romeinen 3; 4. Galaten 3; 4. verwijsteksten
5 Te weten door de werken der wet, en zijnde in zichzelven als een zoon van Adam aangemerkt. Zie Job 4:17; 9:2, 3; 15:14; 25:4. Zie ook de aant. 1 Kon. 11 op vers 34. verwijsteksten
 
3 6Want de 7vijand vervolgt 8mijn ziel, 9hij vertreedt 10mijn leven ter aarde; 11hij legt mij in duisternissen, 12als degenen die overlang dood zijn.
6 Deze woorden hangen aan het eerste vers van dezen psalm.
7 Te weten Saul met zijn aanhang.
8 Dat is, mijn leven, of mijn persoon, als Ps. 6:4. verwijsteksten
9 Dat is, hij tast mij zo hard aan dat ik nauwelijks leven in mij heb; of: hij zal mij en de mijnen haast vertreden, tenzij dat Gij ons uit zijn handen verlost.
10 Anders: mijn rot, mijn bende, dat is, allen die bij mij zijn. Zie Ps. 141:7. verwijsteksten
11 Dat is, hij maakt dat ik en degenen die bij mij zijn, in duistere hoeken en gaten ons moeten verkruipen en verbergen. Want David had met zijn krijgsvolk zijn verblijf in een spelonk, Ps. 142:1. verwijsteksten
12 Alsof hij zeide: Wij kruipen in holen en spelonken in en onder de aarde, gelijk zijnde dengenen die overlang gestorven zijn en onder de aarde begraven liggen.
 
4 Daarom wordt mijn geest 13overstelpt in mij, mijn hart is 14verbaasd in het midden van mij.
13 De zin is: Mij overvallen zoveel baren van den tegenspoed, de ene voor, de andere na, dat ik schier daaronder bezwijm en blijf.
14 Dit heet men gemeenlijk desolaat. Anders: mijn hart ontzet zich zeer.
 
5 bIk 15gedenk aan de dagen vanouds; ik overleg al 16Uw daden; ik spreek bij mijzelven van de werken Uwer handen.
b Ps. 77:6, 11. verwijsteksten
15 Alsof hij zeide: Wanneer ik mij in deze ellende en zwarigheid vind, zo weet ik mij nergens beter mede te troosten, dan mijzelven indachtig te maken hoe Gij mij eertijds bijgestaan en verlost hebt. Het schijnt dat David hier voornamelijk ziet op dien tijd, toen hij victorie bevochten hebbende over zijn vijanden, van het volk met juichen en vrolijkheid is ontvangen geweest, 1 Samuël 17; 18. verwijsteksten
16 Te weten die Gij aan en door mij gedaan hebt.
 
6 17Ik breid mijn handen uit tot U; mijn ziel is voor U 18als een dorstig land. Sela.
17 Zie de aant. Ps. 141 op vers 2. verwijsteksten
18 Of: als een dor land. Zie Ps. 63 op vers 2. De rede zou aldus voller zijn: Gelijk een dorstig of dor land naar regen dorst, alzo dorst mijn ziel naar U, Ps. 42:2, 3. verwijsteksten
 
7 Verhoor mij haastelijk, HEERE, mijn geest bezwijkt; 19verberg Uw aangezicht niet van mij; want ik zou gelijk worden 20dengenen die in den kuil dalen.
19 Dat is, wijk niet van mij, verlaat mij niet.
20 Dat is, dengenen die haast sterven zullen, Ps. 28:1; 88:5. verwijsteksten
 
8 Doe mij 21Uw goedertierenheid 22in den morgenstond horen, want ik betrouw op U; 23maak mij bekend den weg dien ik te gaan heb, cwant ik hef 24mijn ziel 25tot U op.
21 Dat is, die blijde boodschap, aangaande de goedertierenheid die Gij mij bewijzen zult, doende Saul terugkeren en aflaten van mij dus vijandelijk te vervolgen.
22 Dat is, vroeg, haast, zonder lang uitstel.
23 Dat is, leer mij wat ik doen zal om het gevaar te ontgaan waarin ik ben. Zie Ps. 142:4. Of: maak mij bekend den weg dien ik moet ingaan om U te behagen. verwijsteksten
c Ps. 25:1. verwijsteksten
24 Dat is, mijn gemoed.
25 Als tot Dien Denwelken ik houd voor mijn Beschutter en Noodhelper.
 
9 Red mij, HEERE, van mijn vijanden; 26bij U schuil ik.
26 Te weten onder de schaduw Uwer vleugelen, gelijk de profeet spreekt Ps. 57:2. verwijsteksten
 
10 Leer mij 27Uw welbehagen doen, want 28Gij zijt mijn God; 29Uw goede Geest geleide mij 30in een effen land.
27 Of: Uw wil, of Uw welgevallen of believen; als Ps. 40:9. verwijsteksten
28 Dien ik wil en moet gehoorzamen.
29 Versta hier den Heiligen Geest.
30 Dat is, op een weg dien ik vrijmoediglijk gaan mag, zonder hinder of aanstoot; waarbij verstaan wordt de weg der gerechtigheid, in de wet Gods voorgeschreven; of David verstaat hier door den weg het middel dat hij mocht voornemen en gebruiken om onbeschadigd zijn vijand te ontkomen.
 
11 O HEERE, 31maak 32mij levend 33om Uws Naams wil; voer 34mijn ziel uit de benauwdheid om Uw gerechtigheid.
31 Of: behoud mij in het leven.
32 Die schier dood ben. Zie vss. 3, 7. verwijsteksten
33 Dat is, opdat ik Uw Naam roeme en prijze, Ps. 142:8. verwijsteksten
34 Dat is, mijn leven, mijn persoon.
 
12 En 35roei mijn vijanden uit om Uw goedertierenheid, en 35breng hen om, allen die mijn ziel beangstigen; 36dwant ik ben Uw knecht.
35 . 35 Hier ziet de profeet op de belofte die God Abraham en zijn zaad gedaan heeft, Gen. 12:3. verwijsteksten
36 Dat is, ik dien U met vlijt, volgens de bevelen Uwer wet.
d Ps. 86:16; 116:16. verwijsteksten

Einde Psalm 143