Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 127 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 127

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Deze psalm leert dat alle welstand van den zegen des Heeren komt, beide in steden en huisgezinnen, en dat goede kinderen een geschenk van God zijn.
 
Gods zegen is onmisbaar
1 EEN1 lied Hammaäloth, 2van Sálomo.
Zo de HEERE 3het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de HEERE 3de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter.
1 Zie Ps. 120:1. verwijsteksten
2 Dat is, gedicht van Salomo. Anders: voor Salomo, dat is, gedicht van David tot onderwijzing van zijn zoon Salomo. Alzo ook Ps. 72:1. verwijsteksten
3 . 3 Versta hier door het bouwen en bewaren van het huis en van de stad niet alleen het materiële gebouw, maar ook den staat en het gouvernement, zo in het particulier, als in het gemeen over koninkrijken, landen en steden; kerken en gemeenten.
 
2 4Het is tevergeefs dat gijlieden 5vroeg opstaat, laat 6opblijft, 7eet brood der smarten; het is alzo, dat 8Hij het 9Zijn beminde 10als in den slaap geeft.
4 Te weten, tenzij dat gij den zegen des Heeren hebt.
5 Te weten om te arbeiden.
6 Hebr. zit, te weten om met arbeiden den kost te winnen.
7 Dat is, zuur brood, brood met veel zorg en moeite verkregen. Zie de aant. 1 Kon. 22 op vers 27. Anders: brood der bekommeringen. verwijsteksten
8 Te weten God.
9 Het schijnt dat David hier inzonderheid op Salomo ziet, die 2 Sam. 12:25 genoemd wordt Jedid-Jah, dat is, beminde des Heeren. verwijsteksten
10 Anders: geeft Hij Zijn beminde den slaap. Alsof hij zeide: Al het woelen en zorgen zal den mens niet helpen, zo hem de HEERE niet zegent; maar dien Hij bemint en zegent, die zal genoeg hebben en met gerustheid gaan slapen, zichzelven en de zijnen na gedanen arbeid God den Heere bevelende.
 
3 Zie, de kinderen zijn 11een erfdeel des HEEREN; 12des buiks vrucht is 13een beloning.
11 Dat is, een zegen van den Heere gegeven, als Job 20:29. Ps. 61:6. Jes. 54:17. verwijsteksten
12 Dat is, de kinderen.
13 Te weten van den Heere gegeven. Men geeft somtijds beloning die men schuldig is voor gedanen dienst, als Gen. 30:28. Num. 18:31; somtijds uit gratie of uit gunst, Rom. 4:4, gelijk God Zijn dienaren geeft, Gen. 15:1. Jes. 62:11. verwijsteksten
 
4 14Gelijk de pijlen zijn in de hand eens helds, zodanig zijn 15de zonen der jeugd.
14 De zin is: Gelijk een sterk man zijn pijlen op den vijand schietende, denzelven kwetst en ombrengt; alzo zijn de kinderen die wel opgetrokken zijn, hun ouders een hulp en bijstand tegen de vijanden derzelve.
15 Te weten die geteeld zijn wanneer de ouders in den fleur van hun leven zijn. Want zulke kinderen zijn gemeenlijk van kloeker natuur dan andere en zij komen den ouders spoedig in de hand. Aldus worden zonen des ouderdoms genoemd de kinderen die in den ouderdom hunner ouders geboren worden, Gen. 37:3. verwijsteksten
 
5 Welgelukkig is de man 16die zijn pijlkoker met dezelve gevuld heeft; 17zij zullen niet beschaamd worden, als zij met de vijanden 18spreken zullen in de poort.
16 Die zijn huis vol van zulke kinderen heeft.
17 Dat is, zij zullen uit vrees voor hun wederpartijen hun rechtvaardige zaak niet behoeven onbeantwoord te laten, als zij voor den rechter verschijnen.
18 Dat is, te pleiten hebben voor het gericht, hetwelk in de stadspoorten pleegt te geschieden. Zie de aant. Gen. 34:20. verwijsteksten

Einde Psalm 127