Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 120 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 120

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Een gebed tegen de kwade tongen of valse lasteraars; mitsgaders een klacht van den psalmist, dat hij noodzakelijk met de boze mensen moest omgaan.
 
Gebed tegen laster
1 EEN lied 1Hammaäloth.
Ik heb tot den HEERE geroepen in mijn benauwdheid, en 2Hij heeft mij verhoord.
1 Dat is, der opstijging of der trappen. Waarvan deze psalm en veertien navolgende dezen naam hebben, daarvan is verscheiden gevoelen. Sommigen menen dat zij alzo genoemd werden omdat zij gezongen werden van de Levieten, staande op zekere trappen. Anderen anders.
2 Dat is, Hij heeft mij verlost.
 
2 aO HEERE, red 3mijn ziel van de valse lippen, van de bedrieglijke tong.
a 1 Sam. 24:10; 26:19. verwijsteksten
3 Dat is, mij, of: verlos mijn ziel, dat is, mijn leven, te weten dat het mij niet benomen worde.
 
3 4Wat zal u de bedrieglijke tong geven, of wat zal zij u toevoegen?
4 Hij keert zich tot de leugensprekers, en hij spreekt elkeen derzelve hoofd voor hoofd aan, hun verwijtende hun boosheid. Anders: Wat zal Hij u geven, o bedrieglijke tong? Hij, te weten God.
 
4 b5Scherpe pijlen eens machtigen, mitsgaders 6gloeiende 7jeneverkolen.
b Ps. 11:2; 59:8. verwijsteksten
5 Dat is, pijlen die van een sterken man geschoten worden. De kwade en lasterlijke woorden der kwade tongen worden ook pijlen genoemd, Ps. 64:4. Spr. 25:18. verwijsteksten
6 Die namelijk haast aan brand komen, zeer hittigen brand geven en de hitte lang behouden.
7 Zie 1 Kon. 19:4. verwijsteksten
 
5 O wee mij, dat ik een vreemdeling ben 8in Mesech, dat ik in de tenten 9Kedars woon.
8 Dat is, onder een onheilig en goddeloos volk, gelijk de nakomelingen van Mesech en Kedar waren. Zie Gen. 10:2; 25:13. verwijsteksten
9 Kedar is geweest de zoon van Ismaël, Gen. 25:13, wiens kinderen in het Steenachtig-Arabië woonden en zich in tenten onthielden, Jes. 21:13, 17. verwijsteksten
 
6 10Mijn ziel heeft lang gewoond 11bij degenen die den vrede haten.
10 Anders: Mijn ziel (dat is, ik) heeft voor haar lang gewoond; en: voor haar, of: voor zich, dat is, naar haar dunken, als Ps. 123:4. verwijsteksten
11 Met deze woorden geeft de psalmist te kennen wie hij door die van Mesech en Kedar verstaat.
 
7 12Ik ben vreedzaam; maar 13als ik spreek, zij zijn aan den oorlog.
12 Hebr. Ik ben vrede. Zie een gelijke manier van spreken Ps. 109:4, en zie de aant. aldaar, alsook op 2 Sam. 17:3. verwijsteksten
13 Dat is, als ik spreek of vermaan van vrede, zo vallen zij terstond aan het oorlogen. Of: zij mogen mij niet horen spreken.

Einde Psalm 120