Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De profeet vermaant alle mensen met zijn voorbeeld, God te loven, verhalende de heerlijkheid Zijner werken, vermanende een iegelijk tot godsdienstigheid. |
Gods wonderen en verlossing |
1 HALLELUJAH. *Aleph. Ik zal den HEERE loven van ganser harte; Beth. 1in den raad en vergadering der oprechten. |
| * Aangaande het Hebreeuwse ab in verscheidene psalmen, zie Psalm 25 de aant. op den titel van den psalm. |
| 1 Hebr. in het verborgene, dat is, in den raad of verzameling in dewelke men van geheime zaken of van de verborgenheden des Heeren spreekt. |
|
2 Gimel. De werken des HEEREN zijn groot; Daleth. zij worden 2gezocht 3van allen die er lust in hebben. |
| 2 Het Hebreeuwse woord betekent bezorgen, zoeken, nazoeken, navragen. |
| 3 Anders: vanwege al hun lustigheid. Alsof hij zeide: De lustigheden en vermakelijkheden der werken Gods zijn zodanig, dat zij wel onderzoekenswaardig zijn. |
|
3 He. 4Zijn doen 5is majesteit en heerlijkheid; Vau. en Zijn gerechtigheid bestaat in der eeuwigheid. |
| 4 Dat is, al wat Hij doet. |
| 5 Dat is, vol van majesteit en heerlijkheid. |
|
4 Zain. Hij heeft Zijn wonderen een gedachtenis gemaakt; Cheth. de HEERE is genadig en barmhartig. |
5 Teth. Hij heeft dengenen die Hem vrezen, 6spijze gegeven; Jod. Hij gedenkt in der eeuwigheid 7aan Zijn verbond. |
| 6 Dat is, voedsel, als Spr. 31:15. Mal. 3:10. Het schijnt dat de psalmist hier ziet op het hemels brood, hetwelk God Zijn volk in de woestijn gegeven heeft, Ex. 16:35. |
| Spr. 31:15 Vau. En zij staat op als het nog nacht is, en geeft haar huis spijze, en haar dienstmaagden het hun bescheiden deel. Mal. 3:10 Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u dan niet opendoen zal de vensteren des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen schuren genoeg wezen zullen. Ex. 16:35 En de kinderen Israëls aten Man veertig jaar, totdat zij in een bewoond land kwamen; zij aten Man, totdat zij kwamen aan de pale van het land Kanaän. |
| 7 Hetwelk Hij met Abraham, Izak en Jakob gemaakt heeft. |
|
6 Caph. Hij heeft de kracht Zijner werken Zijn volk bekendgemaakt; Lamed. hun gevende 8de erve der heidenen. |
| 8 Dat is, het land Kanaän, hetwelk de Amorieten en andere heidense natiën tevoren bezeten hadden. |
|
7 Mem. De werken Zijner handen 9zijn waarheid en oordeel; Nun. al 10Zijn bevelen zijn getrouw. |
| 9 Dat is, zij zijn vol waarheid en recht, ja, de waarheid en het recht zelve. |
| 10 Dat is, Zijn beloften. |
|
8 Samech. Zij zijn 11ondersteund voor altoos en in eeuwigheid; Ain. zijnde gedaan in waarheid en oprechtheid. |
| 11 Of: vastgezet, of: vast ondersteund, zijnde gegrond op Zijn waarheid en gerechtigheid. |
|
9 Pe. Hij heeft Zijn volk verlossing gezonden; Tsade. Hij heeft Zijn verbond in 12eeuwigheid 13geboden; Koph. Zijn Naam is heilig en vreselijk. |
| 12 Dat is, dat het in eeuwigheid zou bestendig blijven. |
| 13 Dat is, verordineerd. |
|
10 Resch. De vreze des HEEREN is 14het beginsel der wijsheid; Schin. allen die 15ze doen, hebben goed verstand; Thau. 16Zijn lof bestaat tot in der eeuwigheid. |
| 14 Of: het hoofdstuk, dat is, het eerste of het voornaamste, of het fundament, hetzij ten aanzien van den tijd, of van waardigheid. Hij wil zeggen: Die de rechte wijsheid begeert te verkrijgen, die moet vooreerst en vóór alles God vrezen. |
| 15 Te weten de wet of bevelen, waarvan vers 7 gesproken wordt; of: deze, te weten deze dingen. |
| vers 7 Mem. De werken Zijner handen zijn waarheid en oordeel; Nun. al Zijn bevelen zijn getrouw. |
| 16 Te weten Gods, waarvan in de voorgaande verzen gesproken is, of van een iegelijk dergenen die Zijn geboden doen. |