Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 105 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Psalm 105

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Lof op Gods trouw aan Israël
1 LOOFT den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken.
2 Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtiglijk van al Zijn wonderen.
3 aRoemt u in den Naam Zijner heiligheid; het hart dergenen die den HEERE zoeken, verblijde zich. a Ps. 34:3. verwijsteksten
4 Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte, zoekt Zijn aangezicht geduriglijk.
5 Gedenkt Zijn wonderen die Hij gedaan heeft, Zijn wondertekenen en de oordelen Zijns monds.
6 Gij zaad van Abraham, Zijn knecht, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorenen.
7 Hij is de HEERE onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde.
8 Hij gedenkt Zijn verbond tot in der eeuwigheid; het woord dat Hij ingesteld heeft tot in duizend geslachten;
9 Het verbond dat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijn eed aan Izak;
10 bWelken Hij ook gesteld heeft aan Jakob tot een inzetting, caan Israël tot een eeuwig verbond, b 1 Kron. 16:17. c Gen. 28:13; 35:11. verwijsteksten
11 Zeggende: dIk zal u geven het land Kanaän, het snoer van ulieder erfdeel. d Gen. 13:15; 15:18. verwijsteksten
12 eAls zij weinige mensen in getal waren, ja, weinig en vreemdelingen daarin, e 1 Kron. 16:19. verwijsteksten
13 En wandelden van volk tot volk, van het ene koninkrijk tot een ander volk;
14 fHij liet geen mens toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: f Gen. 35:5. verwijsteksten
15 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad.
16 Hij riep ook een honger in het land, Hij brak allen staf des broods.
17 Hij zond een man voor hun aangezicht heen; gJozef werd verkocht tot een slaaf. g Gen. 37:28, 36; 45:5. verwijsteksten
18 Men drukte zijn voeten in den stok, zijn persoon kwam in de ijzers.
19 Tot den tijd toe dat Zijn woord kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd.
20 De koning zond en deed hem ontslaan; de heerser der volken, die liet hem los.
21 Hij hzette hem tot een heer over zijn huis, en tot een heerser over al zijn goed, h Gen. 41:40. verwijsteksten
22 Om zijn vorsten te binden naar zijn lust, en zijn oudsten te onderwijzen.
23 Daarna kwam Israël in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham.
24 En iHij deed Zijn volk zeer wassen, en maakte het machtiger dan zijn tegenpartijders. i Ex. 1:7, 9. verwijsteksten
25 Hij kkeerde hun hart om, dat zij Zijn volk haatten, dat zij met Zijn knechten listiglijk handelden. k Ex. 1:9, 10, 12. verwijsteksten
26 Hij lzond Mozes, Zijn knecht, en Aäron, dien Hij verkoren had. l Ex. 3:10; 4:12. verwijsteksten
27 mZij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham. m Ex. 7:9. verwijsteksten
28 Hij zond duisternis en maakte het duister; en zij waren Zijn woord niet wederspannig.
29 Hij keerde hun wateren in bloed, en Hij doodde hun vissen.
30 Hun land bracht vorsen voort in overvloed, tot in de binnenste kamers hunner koningen.
31 Hij sprak en er kwam een vermenging van ongedierte; luizen in hun ganse landpale.
32 Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land.
33 En Hij sloeg hun wijnstok en hun vijgenboom, en Hij brak het geboomte hunner landpale.
34 Hij sprak en er kwamen sprinkhanen en kevers, en dat zonder getal;
35 Die al het kruid in hun land opaten, ja, aten de vrucht hunner landouw op.
36 Hij versloeg ook alle eerstgeborenen in hun land, de eerstelingen al hunner krachten.
37 En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand die struikelde.
38 nEgypte was blijde als zij uittrokken, want hun verschrikking was op hen gevallen. n Ex. 12:33. verwijsteksten
39 Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten.
40 Zij baden, en Hij deed kwakkels komen, en Hij verzadigde hen met hemels brood.
41 Hij opende een steenrots, en er vloeiden wateren uit; die gingen door de dorre plaatsen als een rivier.
42 Want Hij dacht aan Zijn heilig woord, aan oAbraham, Zijn knecht. o Gen. 15:14. verwijsteksten
43 pAlzo voerde Hij Zijn volk uit met vrolijkheid, Zijn uitverkorenen met gejuich. p Ex. 14:8. Num. 33:3. verwijsteksten
44 En Hij gaf hun de landen der heidenen, zodat zij in erfenis bezaten den arbeid der volken,
45 qOpdat zij Zijn inzettingen onderhielden en Zijn wetten bewaarden. Hallelujah. q Ex. 19:4, 5, 6. Deut. 4:1, 40; 6:21, 22, 23, 24, 25. verwijsteksten

Einde Psalm 105