Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
David vermaant en verwekt zichzelven om God te loven voor de menigvuldige genaden, zo aan hem als aan de ganse gemeente bewezen, welke Hij in Zijn Woord, gelijk als in Zijn werken, deed blijken, vermanende deswege alle creaturen, dat zij God met hem zouden loven en prijzen. |
Loflied voor Gods menigvuldige genade |
1 EEN psalm van David. Loof den HEERE, mijn ziel, en 1al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam. | | 1 Dat is, al mijn gedachten en innerlijke bewegingen, lusten en begeerten, en alles wat in mijn vermogen is. |
2 Loof den HEERE, mijn ziel, en 2vergeet geen van Zijn weldaden; | | 2 Hebr. vergeet niet al Zijn weldaden. |
3 Die al uw ongerechtigheid vergeeft, Die al uw 3krankheden geneest; | | 3 Dat is, ellenden, aan de ziel en aan het lichaam. Alzo ook Ex. 15:26. Deut. 28:59, 61. Ps. 41:5; 147:3. Jes. 33:24. Zie de aant. Ps. 30 op vers 3. Ex. 15:26 En zeide: Is het dat gij met ernst naar de stem des HEEREN uws Gods horen zult, en doen wat recht is in Zijn ogen, en uw oren neigt tot Zijn geboden en houdt al Zijn inzettingen, zo zal Ik geen van de krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland gelegd heb; want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester. Deut. 28:59 Zo zal de HEERE uw plagen wonderlijk maken, mitsgaders de plagen van uw zaad; het zullen grote en gewisse plagen en boze en gewisse krankten zijn. Deut. 28:61 Ook alle krankte en alle plaag die in het boek dezer wet niet geschreven is, zal de HEERE over u doen komen, totdat gij verdelgd wordt. Ps. 41:5 Ik zeide: O HEERE, zijt mij genadig; genees mijn ziel, want ik heb tegen U gezondigd. Ps. 147:3 Hij geneest de gebrokenen van hart, en Hij verbindt hen in hun smarten. Jes. 33:24 En geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek; want het volk dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben. Ps. 30:3 (kt.) HEERE mijn God, ik heb tot U geroepen, en Gij hebt mij genezen. |
4 Die uw leven verlost 4van het verderf, Die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheden; | | 4 Dat is, van den dood en het graf, of van den uitersten nood en benauwdheid. |
5 Die 5uw mond verzadigt met het goede, 6uw jeugd vernieuwt als eens arends. | | 5 Dat is, Die u met alle nooddruft rijkelijk verzorgt. Hebr. uw sieraad. Alzo wordt de mond genoemd; gelijk elders de tong de eer genoemd wordt. |
6 Dat is, God geeft u, zelfs in uw ouderdom, kloekheid en frisheid, gelijk de arenden een sterke natuur hebben en tot zeer groten ouderdom komen (zie Jes. 40:31), en dan eindelijk sterven, niet doordien hun de kracht vergaat vanwege den groten ouderdom, maar zij sterven van honger, als het opperste deel van den bek over het onderste gewassen is, zodat zij niet eten kunnen. Jes. 40:31 Maar die den HEERE verwachten, zullen de kracht vernieuwen; zij zullen opvaren met vleugelen, gelijk de arenden, zij zullen lopen en niet moede worden, zij zullen wandelen en niet mat worden. |
6 De HEERE 7doet gerechtigheid 8en gerichten al dengenen die onderdrukt worden. | | 7 Hebr. doet gerechtigheden. |
8 Hebr. en rechten of oordelen; dat is, alle manieren van justitie, of de hoogste gerechtigheid. Alzo ook Spr. 9:1 wordt wijsheden gesteld voor opperste wijsheid. Spr. 9:1 DE opperste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd, Zij heeft Haar zeven pilaren gehouwen. |
7 Hij heeft Mozes 9Zijn wegen bekendgemaakt, den kinderen Israëls Zijn daden. | | 9 Te weten in dewelke hij en het volk van Israël wandelen zouden, als Ex. 18:20. Ps. 25:4, 5. Ex. 18:20 En verklaar hun de instellingen en de wetten, en maak hun bekend den weg waarin zij wandelen zullen, en het werk dat zij doen zullen. Ps. 25:4 Daleth. HEERE, maak mij Uw wegen bekend, leer mij Uw paden. Ps. 25:5 He. Vau. Leid mij in Uw waarheid en leer mij, want Gij zijt de God mijns heils; U verwacht ik den gansen dag. |
8 aBarmhartig en genadig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. | | a Ex. 34:6. Num. 14:18. Deut. 5:10. Neh. 9:17. Ps. 86:15; 145:8. Jer. 32:18. Ex. 34:6 Als nu de HEERE voor zijn aangezicht voorbijging, zo riep Hij: HEERE HEERE, God, barmhartig en genadig; lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid; Num. 14:18 De HEERE is lankmoedig en groot van weldadigheid, vergevende de ongerechtigheid en overtreding, Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, in het derde en in het vierde lid. Deut. 5:10 En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden. Neh. 9:17 En zij hebben geweigerd te horen en niet gedacht aan Uw wonderen, die Gij bij hen gedaan hadt, en hebben hun nek verhard en in hun wederspannigheid een hoofd gesteld om weder te keren tot hun dienstbaarheid. Doch Gij, een God van vergevingen, genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van weldadigheid, hebt hen evenwel niet verlaten. Ps. 86:15 Maar Gij, Heere, zijt een barmhartig en genadig God, lankmoedig en groot van goedertierenheid en waarheid. Ps. 145:8 Cheth. Genadig en barmhartig is de HEERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Jer. 32:18 Gij, Die goedertierenheid doet aan duizenden, en de ongerechtigheid der vaderen vergeldt in den schoot hunner kinderen na hen; Gij grote, Gij geweldige God, Wiens Naam is HEERE der heirscharen; |
9 bHij zal niet altoos twisten, noch eeuwiglijk 10den toorn behouden. | | b Jes. 57:16. Jer. 3:5. Jes. 57:16 Want Ik zal niet eeuwiglijk twisten en Ik zal niet geduriglijk verbolgen zijn; want de geest zou van voor Mijn aangezicht overstelpt worden, en de zielen die Ik gemaakt heb. Jer. 3:5 Zal Hij in eeuwigheid den toorn
behouden? Zal Hij dien gestadiglijk bewaren? Zie, gij spreekt en doet die boosheden, en neemt de overhand. |
10 Dusdanige onvolmaakte redenen zijn ook elders; als Ps. 109:21. Nah. 1:2. Zie de aant. op 2 Sam. 8:4. Ps. 109:21 Maar Gij, o HEERE Heere, maak het met mij om Uws Naams wil; dewijl Uw goedertierenheid goed is, verlos mij. Nah. 1:2 Een ijverig God en een Wreker is de HEERE, een Wreker is de HEERE en zeer grimmig; een Wreker is de HEERE aan Zijn wederpartijders, en Hij behoudt den toorn aan Zijn vijanden. 2 Sam. 8:4 (kt.) En David nam hem duizend wagens af en zevenhonderd ruiters en twintigduizend man te voet; en David ontzenuwde alle wagenpaarden en hield daarvan honderd wagens over. |
10 Hij 11doet ons niet naar onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden. | | 11 Dat is, straft, of Hij handelt met ons niet naar onze zonden. |
11 Want 12zo hoog de hemel is boven de aarde, is Zijn goedertierenheid geweldig over degenen die Hem vrezen. | | 12 Hebr. gelijk de hoogte des hemels is boven de aarde, zo sterk is Zijn goedertierenheid. |
12 Zo ver 13het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons. | | 13 Hebr. de opgang van den ondergang, of van den avondtijd. |
13 Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de HEERE over degenen die Hem vrezen. | | |
14 Want 14Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde 15dat wij stof zijn. | | 14 Hebr. Hij kent onze formering. De profeet wil zeggen: De Heere weet hoe zwak wij zijn en hoe haast het met ons gedaan is. Zie Ps. 78:39. Ps. 78:39 En Hij dacht dat zij vlees waren, een wind die heengaat en niet wederkeert. |
15 Dat is, uit stof gemaakt. |
15 De cdagen des mensen zijn als 16het gras; dgelijk een bloem des velds, alzo bloeit hij. | | c Ps. 90:5. Ps. 90:5 Gij overstroomt hen, zij zijn gelijk een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras dat verandert; |
16 Of: hooi. |
d Job 14:1, 2. Ps. 90:5, 6. Jak. 1:10, 11. 1 Petr. 1:24. Job 14:1 DE mens, van een vrouw geboren, is kort van dagen en zat van onrust. Job 14:2 Hij komt voort als een bloem en wordt afgesneden; ook vlucht hij als een schaduw en bestaat niet. Ps. 90:5 Gij overstroomt hen, zij zijn gelijk een slaap; in den morgenstond zijn zij gelijk het gras dat verandert; Ps. 90:6 In den morgenstond bloeit het en het verandert; des avonds wordt het afgesneden en het verdort. Jak. 1:10 En de rijke in zijn vernedering; want hij zal als een bloem van het gras voorbijgaan. Jak. 1:11 Want de zon is opgegaan met de hitte, en heeft het gras dor gemaakt, en zijn bloem is afgevallen, en de schone gedaante haars aanschijns is vergaan; alzo zal ook de rijke in zijn wegen verwelken. 1 Petr. 1:24 Want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord en zijn bloem is afgevallen; |
16 Als de wind daarover gegaan is, zo is zij niet meer, en 17haar plaats kent haar niet meer. | | 17 Alsof hij zeide: De bloem, nadat zij afgesneden en verwelkt is, zo kent zij niet meer en kan niet tonen de plaats waar zij gewassen is; alzo blijft er ook niets over van de mensen; zodat men zelfs niet weten kan dat zij ooit of waar zij ooit gestaan hebben, Job 7:10. Job 7:10 Hij zal niet meer wederkeren tot zijn huis, en zijn plaats zal hem niet meer kennen. |
17 Maar de goedertierenheid des HEEREN is van eeuwigheid en tot eeuwigheid over degenen die Hem vrezen, en 18Zijn gerechtigheid aan kindskinderen; | | 18 Dat is, Zijn trouw en waarheid, hun houdende en doende hetgeen dat Hij hun uit genade beloofd heeft. Alzo ook Ps. 31:2. Ps. 31:2 Op U, o HEERE, betrouw ik, laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid; help mij uit door Uw gerechtigheid. |
18 Aan edegenen die Zijn verbond houden, en die aan Zijn bevelen denken, om die te doen. | | e Deut. 7:9. Deut. 7:9 Gij zult dan weten, dat de HEERE uw God die God is, die getrouwe God, Dewelke het verbond en de weldadigheid houdt dien die Hem liefhebben en Zijn geboden houden, tot in duizend geslachten. |
19 De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles. | | |
20 Looft den HEERE, Zijn engelen, 19gij krachtige helden, die Zijn woord doet, 20gehoorzamende 21de stem Zijns woords. | | 19 Hebr. gij helden van kracht. |
20 Dat is, zo haast als gij hoort en verneemt wat Hij zegt en wat Zijn wil is. |
21 Dat is, het bevel. |
21 Looft den HEERE, fal Zijn heirscharen, gij 22Zijn dienaars, die Zijn welbehagen doet. | | f Gen. 32:2. 1 Kon. 22:19. Ef. 3:10. Kol. 1:16. Gen. 32:2 En Jakob zeide, met dat hij hen zag: Dit is een heirleger Gods. En hij noemde den naam derzelver plaats Mahanáïm. 1 Kon. 22:19 Verder zeide hij: Daarom, hoor het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir staande nevens Hem tot Zijn rechter- en tot Zijn linkerhand. Ef. 3:10 Opdat nu door de gemeente bekendgemaakt worde aan de overheden en de machten in den hemel de veelvuldige wijsheid Gods; Kol. 1:16 Want door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen; |
22 De engelen worden Gods dienaren genoemd, Ps. 104:4. Dan. 7:10. Deze titel wordt ook den mensen gegeven, Jes. 61:6. Ps. 104:4 Hij maakt Zijn engelen geesten, Zijn dienaars tot een vlammend vuur. Dan. 7:10 Een vurige rivier vloeide en ging van voor Hem uit, duizendmaal duizenden dienden Hem, en tienduizendmaal tienduizenden stonden voor Hem; het gericht zette zich, en de boeken werden geopend. Jes. 61:6 Doch gijlieden zult priesters des HEEREN heten, men zal u dienaren onzes Gods noemen; gij zult het vermogen der heidenen eten en in hun heerlijkheid zult gij u roemen. |
22 Looft den HEERE, al Zijn werken, aan alle plaatsen Zijner heerschappij. Loof den HEERE, mijn ziel. | | |