Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 OOK beeft hierover mijn hart, en springt op uit zijn plaats. |
2 Hoort met aandacht de beweging Zijner stem, en het geluid dat uit Zijn mond uitgaat. |
3 Dat zendt Hij rechtuit onder den gansen hemel, en Zijn licht over de einden der aarde. |
4 Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden. |
5 God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen en wij begrijpen ze niet. |
6 Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot
den plasregen des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regens. |
7 Dan
zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat hij kenne al de lieden zijns werks. |
8 En het gedierte gaat in loerplaatsen, en blijft in zijn holen. |
9 Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude. |
10 Door Zijn geblaas geeft God den vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden. |
11 Ook vermoeit Hij de dikke wolk door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts. |
12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt op het vlakke der wereld, op de aarde. |
13 Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt. |
14 Neem dit, o Job, ter ore; sta en aanmerk de wonderen Gods. |
15 Weet gij wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen? |
16 Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken, de wonderheden Desgenen Die volmaakt is in wetenschappen? |
17 Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden? |
18 Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn als een gegoten spiegel? |
19 Onderricht ons wat wij Hem zeggen zullen, want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis. |
20 Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat? Gewisselijk, hij zal verslonden worden. |
21 En nu ziet men het licht niet, als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat en dien zuivert; |
22 Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit. |
23 Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden, Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. |
24 Daarom vrezen Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van hart aan. |