Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 30 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

2 Kronieken 30

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De viering van het pascha
1 DAARNA zond Jehizkía tot het ganse Israël en Juda, en schreef ook brieven tot Efraïm en Manasse, dat zij zouden komen tot het huis des HEEREN te Jeruzalem, om den HEERE, den God Israëls, pascha te houden.
2 Want de koning had raad gehouden met zijn oversten en de ganse gemeente te Jeruzalem, om het pascha te houden in de atweede maand. a Num. 9:10. verwijsteksten
3 Want zij hadden het niet kunnen houden te dienzelven tijde, omdat de priesters zich niet genoeg geheiligd hadden en het volk zich niet verzameld had te Jeruzalem.
4 En deze zaak was recht in de ogen des konings, en in de ogen der ganse gemeente.
5 Zo stelden zij zulks, dat men een stem door gans Israël van Berséba tot Dan zou laten doorgaan, opdat zij zouden komen om het pascha den HEERE, den God Israëls, te houden in Jeruzalem; want zij hadden het in lang niet gehouden gelijk het geschreven was.
6 De lopers dan gingen heen met de brieven van de hand des konings en zijner vorsten, door gans Israël en Juda, en naar het gebod des konings, zeggende: Gij kinderen Israëls, bekeert u tot den HEERE, den God Abrahams, Izaks en Israëls; zo zal Hij Zich keren tot de ontkomenen die ulieden overgebleven zijn uit de hand der koningen van Assyrië.
7 En zijt niet als uw vaders en als uw broeders, die tegen den HEERE, den God hunner vaderen, overtreden hebben; waarom Hij hen tot verwoesting overgegeven heeft, gelijk als gij ziet.
8 Verhardt nu ulieder nek niet gelijk uw vaderen; geeft den HEERE de hand en komt tot Zijn heiligdom, hetwelk Hij geheiligd heeft tot in eeuwigheid, en dient den HEERE uw God; zo zal de hitte Zijns toorns van u afkeren.
9 Want als gij u bekeert tot den HEERE, zullen uw broederen en uw kinderen barmhartigheid vinden voor het aangezicht dergenen die hen gevangen hebben, zodat zij in dit land zullen wederkomen; bwant de HEERE uw God is genadig en barmhartig, en zal het aangezicht van u niet afwenden, zo gij u tot Hem bekeert. b Ex. 34:6. verwijsteksten
10 Zo gingen de lopers door, van stad tot stad, door het land van Efraïm en Manasse, tot Zebulon toe; doch zij belachten hen en bespotten hen.
11 Evenwel verootmoedigden zich sommigen van Aser en Manasse en van Zebulon, en kwamen te Jeruzalem.
12 Ook was de hand Gods in Juda, hun enerlei hart gevende, dat zij het gebod des konings en der vorsten deden, naar het woord des HEEREN.
13 En te Jeruzalem verzamelde zich veel volk om het feest der ongezuurde broden te houden in de tweede maand, een zeer grote gemeente.
14 En zij maakten zich op en namen de altaren weg die te Jeruzalem waren; daartoe namen zij alle rooktuig weg, hetwelk zij in de beek Kidron wierpen.
15 Toen slachtten zij het pascha op den veertiende der tweede maand; en de priesters en de Levieten waren beschaamd geworden en hadden zich geheiligd, en hadden brandoffers gebracht in het huis des HEEREN.
16 En zij stonden in hun stand naar hun wijze, naar de wet van Mozes, den man Gods; de priesters sprengden het bloed, dat nemende uit de hand der Levieten.
17 Want een menigte was in die gemeente, die zich niet geheiligd hadden; daarom waren de Levieten over de slachting der paaslammeren, voor iedereen die niet rein was, om die den HEERE te heiligen.
18 Want een menigte des volks, velen van Efraïm en Manasse, Issaschar en Zebulon, hadden zich niet gereinigd, maar aten het pascha niet gelijk geschreven is. Doch Jehizkía bad voor hen, zeggende: De HEERE, Die goed is, make verzoening voor dien
19 Die zijn ganse hart gericht heeft om God den HEERE, den God zijner vaderen, te zoeken, hoewel niet naar de reinheid des heiligdoms.
20 En de HEERE verhoorde Jehizkía en heelde het volk.
21 Zo hielden de kinderen Israëls die te Jeruzalem gevonden werden, het feest der ongezuurde broden zeven dagen, met grote blijdschap. De Levieten nu en de priesters prezen den HEERE dag op dag, met sterkluidende instrumenten des HEEREN.
22 En Jehizkía sprak naar het hart van alle Levieten die verstand hadden in de goede kennis des HEEREN; en zij aten de offeranden des gezetten hoogtijds zeven dagen, offerende dankoffers en lovende den HEERE, den God hunner vaderen.
23 Als nu de ganse gemeente raad gehouden had om andere zeven dagen te houden, hielden zij nog zeven dagen met blijdschap.
24 cWant Jehizkía, de koning van Juda, gaf de gemeente duizend varren en zevenduizend schapen; en de vorsten gaven de gemeente duizend varren en tienduizend schapen. De priesters nu hadden zich in menigte geheiligd. c 2 Kron. 35:7. verwijsteksten
25 En de ganse gemeente van Juda verblijdde zich, mitsgaders de priesters en de Levieten en de gehele gemeente dergenen die uit Israël gekomen waren; ook de vreemdelingen die uit het land Israëls gekomen waren en die in Juda woonden.
26 Zo was er grote blijdschap te Jeruzalem; want van de dagen van Sálomo, den zoon van David, den koning Israëls, was desgelijks in Jeruzalem niet geweest.
27 Toen stonden de Levitische priesters op en zegenden het volk, en hun stem werd gehoord; want hun gebed kwam tot Zijn heilige woning in den hemel.

Einde 2 Kronieken 30