Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Jotham regeert wel, vs. 1, enz. Laat velerlei gebouwen maken, 3. Hij maakt de Ammonieten zich cijnsbaar, 5. Hij volhardt in het goede, 6. Sterft, en zijn zoon Achaz wordt koning, 9. |
De goede regering van Jotham |
1 JOTHAMa was 1vijf en twintig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde zestien jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerûsa, een dochter van Zadok. | | a 2 Kon. 15:33, enz. 2 Kon. 15:33 Vijf en twintig jaar was hij oud als hij koning werd, en regeerde zestien jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerûsa, de dochter van Zadok. |
1 Hebr. een zoon van vijf en twintig jaar. |
2 En hij 2deed wat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles wat zijn vader Uzzia gedaan had, behalve dat hij 3in den tempel des HEEREN niet ging; en het volk 4verdierf zich nog. | | 2 Te weten in het voorstaan van den zuiveren godsdienst. Vgl. 2 Kron. 26:4, en zie de aant. 2 Kron. 26:4 En hij deed wat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles wat zijn vader Amázia gedaan had. |
3 Te weten (naar sommiger gevoelen) om zich aldaar nevens andere gelovigen in den heiligen godsdienst te oefenen; hetwelk aldus kan verstaan worden, dat hij het niet liet uit verachting, maar uit enige menselijke zwakheid, omdat zijn vader daar melaats geworden was. Sommigen verstaan dat dit hier tot zijn lof gesproken wordt, dat hij niet in den tempel des Heeren ging om te roken, gelijk zijn vader gedaan had. Zie 2 Kron. 26:16. 2 Kron. 26:16 Maar als hij sterk geworden was, verhief zich zijn hart tot verdervens toe, en hij overtrad tegen den HEERE zijn God; want hij ging in den tempel des HEEREN om te roken op het reukaltaar. |
4 Te weten door afgoderij, door te offeren en te roken op de hoogten, gelijk verklaard wordt 2 Kon. 15:35. 2 Kon. 15:35 Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; het volk offerde en rookte nog op de hoogten. Dezelve bouwde de Hoge poort aan het huis des HEEREN. |
3 Dezelve 5bouwde 6de Hoge poort aan het huis des HEEREN; hij bouwde ook veel aan den muur 7van Ofel. | | 5 Dat is, vernieuwde, volmaakte, sterkte, beterde. Vgl. 2 Kron. 11:5, en de aant. 2 Kron. 11:5 Rehábeam nu woonde te Jeruzalem; en hij bouwde steden tot vastigheden in Juda. |
6 Zie 2 Kon. 15 op vers 35. 2 Kon. 15:35 (kt.) Alleenlijk werden de hoogten niet weggenomen; het volk offerde en rookte nog op de hoogten. Dezelve bouwde de Hoge poort aan het huis des HEEREN. |
7 Versta een deel van de muren van Jeruzalem, zo genoemd omdat het op een heuvel of hoogte stond. Zie 2 Kron. 33:14. Neh. 3:26; 11:21. 2 Kron. 33:14 En na dezen bouwde hij den buitenmuur aan de stad Davids, aan de westzijde van Gihon in het dal en tot den ingang van de Vispoort, en omsingelde Ofel en verhief dien zeer; hij legde ook krijgsoversten in alle vaste steden in Juda. Neh. 3:26 De Nethínim nu die in Ofel woonden, tot tegenover de Waterpoort aan het oosten, en den uitstekenden toren. Neh. 11:21 En de Nethínim woonden in Ofel; en Ziha en Gispa waren over de Nethínim. |
4 Daartoe bouwde hij steden op het gebergte van Juda; en in de wouden bouwde hij 8burchten en torens. | | 8 Vgl. 2 Kron. 17 op vers 12. 2 Kron. 17:12 (kt.) Alzo nam Jósafat toe en werd ten hoogste groot; daartoe bouwde hij in Juda burchten en schatsteden. |
5 Hij krijgde ook tegen den koning der kinderen Ammons en had de overhand over hen, zodat de kinderen Ammons in datzelve jaar hem gaven honderd 9talenten zilver en tienduizend 10kor tarwe en tienduizend gerst; dat brachten hem de kinderen Ammons wederom, ook in het tweede en in het derde jaar. | | 9 Zie 1 Kon. 16 op vers 24. 1 Kon. 16:24 (kt.) En hij kocht den berg Samaría van Semer voor twee talenten zilver, en bebouwde den berg, en noemde den naam der stad die hij bouwde, naar den naam van Semer, den heer des bergs, Samaría. |
10 Zie van deze maat Lev. 27 op vers 16, alwaar zij een homer genoemd wordt; 1 Kon. 4 op vers 22, alwaar zij een kor geheten wordt, gelijk hier. Lev. 27:16 (kt.) Indien ook iemand van den akker zijner bezitting den HEERE wat geheiligd zal hebben, zo zal uw schatting zijn naar zijn zaad; een homer gerstezaad zal zijn op vijftig sikkelen zilver. 1 Kon. 4:22 (kt.) De spijze nu van Sálomo was voor één dag: dertig kor meelbloem, en zestig kor meel; |
6 Alzo versterkte zich Jotham; want hij 11richtte zijn 12wegen voor het aangezicht des HEEREN zijns Gods. | | 11 Zie 2 Kron. 19 op vers 3. 2 Kron. 19:3 (kt.) Evenwel goede dingen zijn bij u gevonden, want gij hebt de bossen uit het land weggedaan en uw hart gericht om God te zoeken. |
12 Dat is, aanslagen, voornemens, woorden, daden, manieren van leven. Zie Gen. 6 op vers 12. 1 Kon. 2 op vers 4. Alzo hier in het volgende vers 7. Gen. 6:12 (kt.) Toen zag God de aarde, en zie, zij was verdorven; want al het vlees had zijn weg verdorven op de aarde. 1 Kon. 2:4 (kt.) Opdat de HEERE bevestige Zijn woord dat Hij over mij gesproken heeft, zeggende: Indien uw zonen hun weg bewaren, om voor Mijn aangezicht trouwelijk met hun ganse hart en met hun ganse ziel te wandelen, zo zal geen man, zeide Hij, u afgesneden worden van den troon Israëls. vers 7 Het overige nu der geschiedenissen van Jotham, en al zijn krijgen, en zijn wegen, zie, zij zijn geschreven in het boek der koningen van Israël en Juda. |
7 Het overige nu der geschiedenissen van Jotham, en al zijn 13krijgen, en zijn wegen, zie, zij zijn geschreven in het boek der koningen van Israël en Juda. | | 13 Te weten die de koning van Syrië en de koning Israëls tegen hem gevoerd hebben. |
8 Hij 14was vijf en twintig jaar oud toen hij koning werd, en hij regeerde zestien jaar te Jeruzalem. | | 14 Hebr. een zoon van vijf en twintig jaar. |
9 En Jotham ontsliep met zijn vaderen en zij begroeven hem in de 15stad Davids; en zijn zoon Achaz werd koning in zijn plaats. | | 15 Zie 1 Kon. 2 op vers 10. 1 Kon. 2:10 (kt.) En David ontsliep met zijn vaderen, en werd begraven in de stad Davids. |