Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 22 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

2 Kronieken 22

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Ahazia wordt koning in zijns vaders plaats, vs. 1, enz. Volgt de zonden van het huis van Achab, 3. Bezoekt Joram, den koning Israëls, die krank was, 6. Wordt bij deze gelegenheid omgebracht van Jehu, 8. Athalia gedood hebbende al het koninklijke zaad van het huis van Juda, uitgenomen Joas, dien zijn moei Josabath verstoken had, trekt zich de regering aan, 10.
 
De goddeloze regering van Aházia
1 ENa de inwoners van Jeruzalem maakten 1Aházia, zijn 2kleinsten zoon, koning in zijn plaats; want 3een bende die met de Arabieren in het leger gekomen was, had al de 4eersten gedood. Aházia dan, de zoon van Joram, den koning van Juda, regeerde.
a 2 Kon. 8:24, 25, enz. verwijsteksten
1 Zie 2 Kron. 21 op vers 17. verwijsteksten
2 Dat is, den jongste van jaren. Vgl. Gen. 19 op vers 31. verwijsteksten
3 Zie hiervan 2 Kron. 21:16, 17. verwijsteksten
4 Dat is, de oudste zonen van Joram. 2 Kron. 21:17 wordt alleen gezegd dat deze krijgslieden de zonen van Joram weggevoerd hadden; maar hier wordt nu bijgevoegd, dat zij hen ook gedood hebben. verwijsteksten
 
2 5Twee en veertig jaar was Aházia oud toen hij koning werd, en hij regeerde 6één jaar te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Athália, een 7dochter van Omri.
5 Hebr. Een zoon van twee en veertig jaar.
6 Te weten alleen. Gelijk sommigen afleiden uit 2 Kon. 8:26. Verstaande dat hij ook lang tevoren voor koning is erkend geweest, terwijl zijn vader tot de regering ondeugdelijk was. Doch hoe deze beide plaatsen eigenlijk zijn te vergelijken, is zeer duister. verwijsteksten
7 Zo wordt zij ook genoemd 2 Kon. 8:26. Versta de dochter van Omri’s zoon, namelijk Achab; zie de aant. op de voorgemelde plaats. De kindskinderen worden zonen en dochters genaamd van hun grootvaders, zie Gen. 36 op vers 2; ja, ook van al hun voorouders in de rechte linie opwaarts gerekend, gelijk te zien is Matth. 1:1. Luk. 13:16. verwijsteksten
 
3 Hij wandelde 8ook in de wegen van het huis van Achab, want zijn moeder was zijn raadgeefster om goddelooslijk te handelen.
8 Te weten gelijk zijn vader Joram, 2 Kron. 21:6. verwijsteksten
 
4 En hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk het 9huis van Achab; want zij waren zijn raadgevers na den dood zijns vaders, hem ten 10verderve.
9 Te weten die van het huis van Achab waren.
10 Alzo is het Hebreeuwse woord genomen Ex. 12:13. Ez. 25:15. Dan. 10:8. verwijsteksten
 
5 Hij wandelde 11ook in hun raad ben toog heen met Joram, den zoon van Achab, den koning van Israël, tot den strijd tegen Házaël, den koning van Syrië, bij 12Ramoth in Gilead; en de Syriërs sloegen Joram.
11 Dat is, hij hoorde niet alleen hun afgodischen raad, maar hij deed ook daarnaar.
b 2 Kon. 8:28. verwijsteksten
12 Ook genaamd Rama, in het volgende vers en 2 Kon. 8:29. Zie ook van deze stad 1 Kon. 4:13. verwijsteksten
 
6 En hij keerde weder om zich te laten genezen te 13Jizreël, want 14hij had wonden, die men hem bij Rama geslagen had, als hij streed tegen Házaël, den koning van Syrië; en 15Azária, de zoon van Joram, den koning van Juda, kwam af om Joram, den zoon van Achab, te Jizreël te bezien, want hij was krank.
13 Een stad in den stam van Issaschar; van dewelke zie Joz. 19:18. 1 Kon. 4:12, enz. verwijsteksten
14 Of: er waren slagers geweest, die hem bij Rama geslagen hadden, enz. Versta door dezen de Syriërs, 2 Kon. 9:15. verwijsteksten
15 Anders genaamd: Ahazia, vss. 1, 2; insgelijks Joahaz, 2 Kron. 21:17. verwijsteksten
 
Aházia’s dood
7 De 16vertreding nu van Aházia was 17van God, 18dat hij tot Joram kwam; want als hij gekomen was, toog hij met Joram uit tot Jehu, den zoon van Nimsi, denwelken de HEERE 19gezalfd had om het huis van Achab uit te roeien.
16 Of: vertrapping, dat is, de ombrenging van Ahazia; waardoor hij ten onder gebracht en gelijk vertrapt was; van dewelke zie vers 9. verwijsteksten
17 Te weten als van een rechtvaardig Rechter, Die de zonden der mensen door hun eigen, vrijwillig en ongedwongen bedrijf pleegt te straffen. Vgl. hiermede 1 Kon. 12:15, en de aant. daarop. verwijsteksten
18 Dat is, welke vertreding of ombrenging geschied is doordat Ahazia tot Joram gekomen en niet te huis gebleven was.
19 Te weten door het bevel dat Hij den profeet Elia gegeven had, 1 Kon. 19:16, en dat Elia door Elisa uitgevoerd heeft, 2 Kon. 9:6. verwijsteksten
 
8 Zo geschiedde het als Jehu 20oordeel uitvoerde tegen het huis van Achab, dat hij de vorsten van Juda en de 21zonen der broederen van Aházia, die Aházia dienden, vond cen die doodde.
20 Dat is, straf die God Jehu over het huis Achabs uit te voeren belast had. Alzo 2 Kron. 20:9, zie de aant. verwijsteksten
21 Zij worden 2 Kon. 10:13 de broeders van Ahazia genoemd. Zie aldaar de aant. verwijsteksten
c 2 Kon. 10:14. verwijsteksten
 
9 dDaarna 22zocht hij Aházia, en zij kregen hem (want hij was verstoken in Samaría) en zij brachten hem tot Jehu, en zij doodden hem en 23begroeven hem; want zij zeiden: Hij is de zoon van Jósafat, die den HEERE 24met zijn ganse hart gezocht heeft. Zo had het huis van Aházia niemand 25die kracht behield tot het koninkrijk.
d 2 Kon. 9:27. verwijsteksten
22 Zie de verklaring van dit vers 2 Kon. 9 op vers 27. verwijsteksten
23 Dat is, zij lieten toe dat men hem naar Jeruzalem zou voeren, om aldaar begraven te worden.
24 Vgl. 2 Kron. 15:12. verwijsteksten
25 Misschien omdat zij te jong waren dien het koninkrijk van successie wege toekwam, of omdat de macht van Athalia te groot was.
 
Moord door Athália
10 26Toen Athália, de moeder van Aházia, zag dat haar zoon dood was, zo maakte zij zich op en bracht al 27het koninklijke zaad van het huis van Juda om.
26 Zie de verklaring hiervan en van de volgende verzen 2 Kon. 11:1, 2, 3. verwijsteksten
27 Hebr. het zaad des koninkrijks.
 
11 Maar 28Jósabath, de dochter 29des konings, nam 30Joas, den zoon van Aházia, en stal hem uit het midden van des konings zonen die gedood werden, en zette hem en zijn 31voedster in een 32slaapkamer; zo verborg hem Jósabath, de dochter van den koning Joram, de huisvrouw van den priester 33Jójada (want zij was de zuster van Aházia), voor Athália, dat zij hem niet doodde.
28 Hebr. Jehoschabath; anders ook genaamd Jehoscheba, 2 Kon. 11:2. verwijsteksten
29 Namelijk van Joram, den zoon van Josafat, en dienvolgens de zuster van Ahazia, 2 Kon. 11:2. verwijsteksten
30 Anders: Jehoasch, 2 Kon. 12:2. verwijsteksten
31 Die hem gezoogd had, of nog zoogde; want hij was maar een jaar oud. Vgl. 2 Kron. 23, de aant. op vers 1. verwijsteksten
32 Hebr. een kamer der bedden. Zie 2 Kon. 11 de aant. op vers 2. verwijsteksten
33 Hebr. Jehojada. Zie van dezen 2 Kon. 11 op vers 4. verwijsteksten
 
12 En hij was bij 34hen verstoken in het huis Gods zes jaren; en Athália regeerde over 35het land.
34 Versta dat Joas met zijn voedster bij den hogepriester en zijn vrouw, in een der kamers die aan den tempel stonden, heimelijk is bewaard en opgevoed geweest.
35 Namelijk van Juda.

Einde 2 Kronieken 22