Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Voorbereiding voor den tempelbouw |
1 SÁLOMO nu dacht voor den Naam des HEEREN een huis te bouwen, en een huis voor zijn koninkrijk. |
2 En Sálomo telde zeventigduizend lastdragende mannen, en tachtigduizend mannen die houwen zouden in het gebergte; amitsgaders drieduizend en zeshonderd opzieners over dezelve. a 1 Kon. 5:16. |
a 1 Kon. 5:16 Behalve de oversten van Sálomo’s bestelden, die over dat werk waren, drieduizend en driehonderd, die heerschappij hadden over het volk hetwelk dat werk deed. |
3 En Sálomo bzond tot Huram, den koning van Tyrus, zeggende: Gelijk als gij met mijn vader David gedaan hebt, en hebt hem ceders gezonden om voor hem een huis te bouwen, om daarin te wonen, zo doe ook met mij. b 1 Kon. 5:2. |
b 1 Kon. 5:2 Daarna zond Sálomo tot Hiram, zeggende: |
4 Zie, ik zal een huis voor den Naam des HEEREN mijns Gods bouwen om Hem te heiligen, om reukwerk der welriekende specerijen voor Zijn aangezicht aan te steken, en voor de toerichting des gedurigen broods en voor de cbrandoffers des morgens en des avonds, op de sabbatten en op de nieuwe maanden en op de gezette hoogtijden des HEEREN onzes Gods; hetwelk voor eeuwig is in Israël. c Num. 28:9, 10, 11. |
c Num. 28:9 Maar op den sabbatdag twee volkomen eenjarige lammeren, en twee tienden meelbloem ten spijsoffer, met olie gemengd, mitsgaders zijn drankoffer. Num. 28:10 Het is het brandoffer des sabbats op elken sabbat, boven het gedurig brandoffer en zijn drankoffer. Num. 28:11 En in de beginselen uwer maanden zult gij een brandoffer den HEERE offeren: twee jonge varren en één ram, zeven volkomen eenjarige lammeren; |
5 En het huis dat ik zal bouwen, zal groot zijn; want onze God is groter dan alle goden. |
6 Doch wie zou de kracht hebben om voor Hem een huis te bouwen, ddewijl de hemelen, ja, de hemel der hemelen, Hem niet begrijpen zouden? En wie ben ik, dat ik voor Hem een huis zou bouwen, tenware om reukwerk voor Zijn aangezicht aan te steken? d 1 Kon. 8:27. 2 Kron. 6:18. Job 11:7, 8, 9. Jes. 66:1. Jer. 23:24. Matth. 5:34, 35. Hand. 7:49; 17:24. |
d 1 Kon. 8:27 Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet begrijpen; hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb. 2 Kron. 6:18 Maar waarlijk, zou God bij de mensen op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet begrijpen; hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb. Job 11:7 Zult gij de onderzoeking Gods vinden? Zult gij tot de volmaaktheid toe den Almachtige vinden? Job 11:8 Zij is als de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? Job 11:9 Langer dan de aarde is haar maat, en breder dan de zee. Jes. 66:1 ALZO zegt de HEERE: De hemel is Mijn troon en de aarde is de voetbank Mijner voeten; waar zou dat huis zijn, dat gijlieden Mij zoudt bouwen? En waar is de plaats Mijner rust? Jer. 23:24 Zou zich iemand in verborgen plaatsen kunnen verbergen, dat Ik hem niet zou zien? spreekt de HEERE; vervul Ik niet den hemel en de aarde? spreekt de HEERE. Matth. 5:34 Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods; Matth. 5:35 Noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings; Hand. 7:49 De hemel is Mij een troon, en de aarde een voetbank Mijner voeten; hoedanig huis zult gij Mij bouwen, zegt de Heere, of welke is de plaats Mijner rust? Hand. 17:24 De God Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is, Deze zijnde een Heere des hemels en der aarde, woont niet in tempelen met handen gemaakt; |
7 Zo zend mij nu een wijzen man om te werken in goud en in zilver en in koper en in ijzer en in purper en karmozijn en hemelsblauw, en die weet graveerselen te graveren, met de wijzen die bij mij zijn in Juda en in Jeruzalem, die mijn vader David beschikt heeft. |
8 Zend mij ook ceders, dennen en algummimhout uit Libanon, want ik weet dat uw knechten het hout van Libanon weten te houwen; en zie, mijn knechten zullen met uw knechten zijn, |
9 En dat om mij hout in menigte te bereiden; want het huis dat ik zal bouwen, zal groot en wonderlijk zijn. |
10 En zie, ik zal uw knechten, den houwers die het hout houwen, twintigduizend kor uitgeslagen tarwe en twintigduizend kor gerst geven; daartoe twintigduizend bath wijn en twintigduizend bath olie. |
11 Huram nu, de koning van Tyrus, antwoordde door schrift en zond tot Sálomo: Daarom dat de HEERE Zijn volk liefheeft, heeft Hij u over hen tot koning gesteld. |
12 Verder zeide Huram: Geloofd zij de HEERE, de God Israëls, eDie den hemel en de aarde gemaakt heeft, dat Hij den koning David een wijzen zoon, kloek in voorzichtigheid en verstand, gegeven heeft, die een huis voor den HEERE en een huis voor zijn koninkrijk bouwe. e Genesis 1; 2. Ex. 20:11. Ps. 33:6; 96:5; 102:26; 124:8; 136:5, 6. Hand. 4:24; 14:15. Openb. 10:6. |
e Genesis 1 IN den beginne schiep God den hemel en de aarde. Genesis 2 ALZO zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heir. Ex. 20:11 Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee, en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven. Ps. 33:6 Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt, en door den Geest Zijns monds al hun heir. Ps. 96:5 Want al de goden der volken zijn afgoden, maar de HEERE heeft de hemelen gemaakt. Ps. 102:26 Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk Uwer handen. Ps. 124:8 Onze hulp is in den Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt heeft. Ps. 136:5 Dien Die de hemelen met verstand gemaakt heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Ps. 136:6 Dien Die de aarde op het water uitgespannen heeft; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. Hand. 4:24 En als dezen dat hoorden, hieven zij eendrachtelijk hun stem op tot God en zeiden: Heere, Gij zijt de God Die gemaakt hebt den hemel en de aarde en de zee en alle dingen die in dezelve zijn; Hand. 14:15 En zeggende: Mannen, waarom doet gij deze dingen? Wij zijn ook mensen van gelijke bewegingen als gij, en verkondigen ulieden dat gij u zoudt van deze ijdele dingen bekeren tot den levenden God, Die gemaakt heeft den hemel en de aarde en de zee en al hetgeen in dezelve is; Openb. 10:6 En Hij zwoer bij Dien Die leeft in alle eeuwigheid, Die den hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is, en de aarde en hetgeen daarin is, en de zee en hetgeen daarin is, dat er geen tijd meer zal zijn; |
13 Zo zend ik nu een wijzen man, kloek van verstand, Huram Abi, |
14 Den zoon ener vrouw uit de dochteren van Dan en wiens vader een man geweest is van Tyrus, die weet te werken in goud en in zilver, in koper, in ijzer, in stenen en in hout, in purper, in hemelsblauw en in fijn linnen en in karmozijn, en om alle graveersel te graveren en om te bedenken allen vernuftigen vond die hem zal voorgesteld worden, met uw wijzen en de wijzen van mijn heer, uw vader David. |
15 Zo zende nu mijn heer zijn knechten de tarwe en de gerst, de olie en den wijn, die hij fgezegd heeft. f vers 10. |
f vers 10 En zie, ik zal uw knechten, den houwers die het hout houwen, twintigduizend kor uitgeslagen tarwe en twintigduizend kor gerst geven; daartoe twintigduizend bath wijn en twintigduizend bath olie. |
16 En wij zullen hout houwen uit den Libanon naar al uw nooddruft en zullen het tot u met vlotten over de zee, naar Jafo brengen; en gij zult het laten ophalen naar Jeruzalem. |
17 En gSálomo telde al de vreemde mannen die in het land Israëls waren, achtervolgens de telling hmet dewelke zijn vader David die geteld had; en er werden gevonden honderd drie en vijftig duizend en zeshonderd. g 1 Kon. 5:15. h 1 Kron. 22:2. |
g 1 Kon. 5:15 Daartoe had Sálomo zeventigduizend die last droegen, en tachtigduizend houwers op het gebergte. h 1 Kron. 22:2 En David zeide dat men vergaderen zou de vreemdelingen die in het land Israëls waren; en hij bestelde steenhouwers om uit te houwen stenen die men behouwen zou om het huis Gods te bouwen. |
18 En hij maakte uit dezelve zeventigduizend lastdragers en tachtigduizend houwers in het gebergte, mitsgaders drieduizend en zeshonderd opzieners om het volk te doen arbeiden. |