Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Drie zonden van Asa |
1 INa het zes en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa toog Báësa, de koning van Israël, op tegen Juda en bouwde Rama, opdat hij niemand toeliet uit te gaan en in te komen tot Asa, den koning van Juda. a 1 Kon. 15:17. |
a 1 Kon. 15:17 Want Báësa, de koning van Israël, toog op tegen Juda en bouwde Rama, opdat hij niemand toeliet uit te gaan en in te komen tot Asa, den koning van Juda. |
2 Toen bracht Asa het zilver en het goud voort uit de schatten van het huis des HEEREN en van het huis des konings, en zond tot Benhadad, den koning van Syrië, die te Damascus woonde, zeggende: |
3 Er is een verbond tussen mij en tussen u, en tussen mijn vader en tussen uw vader. Zie, ik zend u zilver en goud; ga heen, maak uw verbond teniet met Báësa, den koning van Israël, dat hij van tegen mij aftrekke. |
4 En Benhadad hoorde naar den koning Asa en zond de oversten der heiren die hij had, tegen de steden van Israël, en zij sloegen Ijon en Dan en Abel-Maïm, en alle schatsteden van Naftali. |
5 En het geschiedde als Báësa zulks hoorde, dat hij afliet van Rama te bouwen, en zijn werk staakte. |
6 Toen nam de koning Asa gans Juda, en zij droegen weg de stenen van Rama en het hout daarvan, waarmede Báësa gebouwd had; en hij bouwde daarmede Geba en Mizpa. |
7 En in denzelven tijd kwam de ziener Hanáni tot Asa, den koning van Juda, en hij zeide tot hem: Omdat gij gesteund hebt op den koning van Syrië en niet gesteund hebt op den HEERE uw God, daarom is het heir des konings van Syrië uit uw hand ontkomen. |
8 Waren niet de Moren en de Libiërs een groot heir met zeer vele wagens en ruiters? Toen gij nochtans op den HEERE steundet, heeft Hij hen in uw hand gegeven. |
9 Want den HEERE aangaande, bZijn ogen doorlopen de ganse aarde, om Zich sterk te bewijzen aan degenen welker hart volkomen is tot Hem; gij hebt hierin zottelijk gedaan; want van nu af zullen oorlogen tegen u zijn. b Job 34:21. Spr. 5:21; 15:3. Jer. 16:17; 32:19. |
b Job 34:21 Want Zijn ogen zijn op ieders wegen, en Hij ziet al zijn treden. Spr. 5:21 Want eens iegelijks wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijn gangen. Spr. 15:3 De ogen des HEEREN zijn in alle plaats, beschouwende de kwaden en de goeden. Jer. 16:17 Want Mijn ogen zijn op al hun wegen; zij zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen, noch hun ongerechtigheid verholen van voor Mijn ogen. Jer. 32:19 Groot van raad en machtig van daad (want Uw ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen en naar de vrucht zijner handelingen); |
10 Doch Asa werd toornig tegen den ziener en legde hem in het gevangenhuis, want hij was hierover tegen hem ontsteld; daartoe onderdrukte Asa enigen uit het volk terzelfder tijd. |
11 En zie, de geschiedenissen van Asa, de eerste met de laatste, zie, zij zijn beschreven in het boek der koningen van Juda en Israël. |
12 Asa nu werd in het negen en dertigste jaar van zijn koninkrijk krank aan zijn voeten; tot op het hoogste toe was zijn krankheid; daartoe ook zocht hij den HEERE niet in zijn krankheid, maar de medicijnmeesters. |
13 Alzo ontsliep Asa met zijn vaderen; en hij stierf in het een en veertigste jaar zijner regering. |
14 En zij begroeven hem in zijn graf, dat hij voor zich gegraven had in de stad Davids, en legden hem op het bed, hetwelk hij gevuld had met specerijen en dat van verscheidene soorten, naar apothekerskunst toebereid; en zij brandden over hem een gans grote branding. |