Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Sisak verslaat Rehábeam |
1 HETa geschiedde nu als Rehábeam het koninkrijk bevestigd had en hij sterk geworden was, dat hij de wet des HEEREN verliet, en gans Israël met hem. a 1 Kon. 14:22. |
a 1 Kon. 14:22 En Juda deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij verwekten Hem tot ijver, meer dan al hun vaderen gedaan hadden, met hun zonden die zij zondigden. |
2 Daarom geschiedde het in bhet vijfde jaar van den koning Rehábeam, dat Sisak, de koning van Egypte, tegen Jeruzalem optoog (want zij hadden overtreden tegen den HEERE), b 1 Kon. 14:25. |
b 1 Kon. 14:25 Het geschiedde nu in het vijfde jaar van den koning Rehábeam, dat
Sisak, de koning van Egypte, optoog tegen Jeruzalem. |
3 Met duizend en tweehonderd wagens en met zestigduizend ruiters; en des volks was geen getal, dat met hem kwam uit Egypte, Libiërs, Suchieten en Moren; |
4 En hij nam de vaste steden in, die Juda had, en hij kwam tot Jeruzalem toe. |
5 Toen kwam Semája, de profeet, tot Rehábeam en de oversten van Juda, die te Jeruzalem verzameld waren uit oorzaak van Sisak, en hij zeide tot hen: Alzo zegt de HEERE: Gij hebt Mij verlaten, daarom heb Ik u ook verlaten in de hand van Sisak. |
6 Toen verootmoedigden zich de oversten van Israël en de koning, en zij zeiden: De HEERE is rechtvaardig. |
7 Als nu de HEERE zag dat zij zich verootmoedigden, geschiedde het woord des HEEREN tot Semája, zeggende: Zij hebben zich verootmoedigd, Ik zal hen niet verderven; maar Ik zal hun in kort ontkoming geven, dat Mijn grimmigheid over Jeruzalem door de hand van Sisak niet zal uitgegoten worden. |
8 Doch zij zullen hem tot knechten zijn, opdat zij onderkennen Mijn dienst en den dienst van de koninkrijken der landen. |
9 Zo toog Sisak, de koning van Egypte, op tegen Jeruzalem, en hij nam de schatten van het huis des HEEREN en de schatten van het huis des konings weg, hij nam alles weg; hij nam ook al de gouden schilden weg die Sálomo cgemaakt had. c 1 Kon. 10:16. 2 Kron. 9:15. |
c 1 Kon. 10:16 Ook maakte de koning Sálomo tweehonderd rondassen van geslagen goud; zeshonderd sikkelen goud liet hij opwegen tot elke rondas; 2 Kron. 9:15 Daartoe maakte de koning Sálomo tweehonderd rondassen van geslagen goud; zeshonderd sikkelen van geslagen goud liet hij opwegen tot elke rondas. |
10 En de koning Rehábeam maakte in plaats van die, koperen schilden; en hij beval die onder de hand van de oversten der trawanten, die de deur van het huis des konings bewaarden. |
11 En het geschiedde, zo wanneer de koning in het huis des HEEREN ging, dat de trawanten kwamen en die droegen, en die wederbrachten in der trawanten wachtkamer. |
12 En als hij zich verootmoedigde, keerde de toorn des HEEREN van hem af, opdat Hij hem niet ten uiterste toe verdierf; ook waren in Juda nog goede dingen. |
13 Zo versterkte zich de koning Rehábeam in Jeruzalem en regeerde; dwant Rehábeam was een en veertig jaar oud als hij koning werd, en hij regeerde zeventien jaar in Jeruzalem, de stad die de HEERE uit alle stammen Israëls everkoren had om Zijn Naam daar te zetten; en zijns moeders naam was Náäma, een Ammonitische. d 1 Kon. 14:21. e 2 Kron. 6:6. |
d 1 Kon. 14:21 Rehábeam nu, de zoon van Sálomo, regeerde in Juda; een en veertig jaar was Rehábeam oud, als hij koning werd, en regeerde zeventien jaar te Jeruzalem, in de stad die de HEERE verkoren had uit al de stammen Israëls om Zijn Naam daar te zetten; en de naam zijner moeder was Náäma, de Ammonitische. e 2 Kron. 6:6 Maar Ik heb Jeruzalem verkoren, dat Mijn Naam daar zou wezen; en Ik heb David verkoren, dat hij over Mijn volk Israël wezen zou. |
14 En hij deed wat kwaad was, dewijl hij zijn hart niet richtte om den HEERE te zoeken. |
Rehábeam sterft |
15 De geschiedenissen nu van Rehábeam, de eerste en de laatste, zijn die niet geschreven in de woorden van Semája, den profeet, en Iddo, den ziener, verhalende de geslachtsregisters; daartoe de krijgen van Rehábeam en Jeróbeam in al hun dagen? |
16 En Rehábeam ontsliep met zijn vaderen en werd begraven in de stad Davids; en zijn zoon Abía werd koning in zijn plaats. |