Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 16 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

1 Kronieken 16

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Offers bij het plaatsen der ark
1 TOEN azij de ark Gods inbrachten, zo stelden zij ze in het midden der tent welke David voor haar gespannen had; en zij offerden brandoffers en dankoffers voor het aangezicht Gods. a 2 Sam. 6:17. verwijsteksten
2 Als David het brandoffer en de dankoffers geëindigd had te offeren, zo zegende hij het volk in den Naam des HEEREN.
3 En bhij deelde een iegelijk in Israël, van den man tot de vrouw, een iegelijk een bol brood en een schoon stuk vlees en een fles wijn. b 2 Sam. 6:19. verwijsteksten
4 En hij stelde voor de ark des HEEREN sommigen uit de Levieten tot dienaars, en dat om den HEERE, den God Israëls, te vermelden en te loven en te prijzen.
5 Asaf was het hoofd en Zechárja de tweede na hem; Jeíël en Semíramoth en Jehíël en Mattíthja en Eliab en Benája en Obed-Edom en Jeíël met instrumenten der luiten en met harpen, en Asaf liet zich horen met cimbalen;
6 Maar Benája en Jaháziël, de priesters, steeds met trompetten voor de ark des verbonds Gods.
 
Davids psalm
7 Te dienzelven dage, toen gaf David ten eerste dezen psalm om den HEERE te loven, door den dienst van Asaf en zijn broederen.
8 Looft den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken.
9 Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtiglijk van al Zijn wonderwerken.
10 Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; dat zich het hart dergenen die den HEERE zoeken, verblijde.
11 Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte, zoekt Zijn aangezicht geduriglijk.
12 Gedenkt Zijn wonderwerken die Hij gedaan heeft, Zijn wondertekenen en de oordelen Zijns monds;
13 Gij zaad van Israël, Zijn dienaar, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorenen.
14 Hij is de HEERE onze God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde.
15 cGedenkt tot in der eeuwigheid Zijn verbond, het woord dat Hij ingesteld heeft tot in het duizendste geslacht; c Gen. 17:9. verwijsteksten
16 Het verbond ddat Hij met Abraham heeft gemaakt, en Zijn eed aan Izak; d Gen. 26:3. verwijsteksten
17 Welken eHij ook aan Jakob heeft gesteld tot een inzetting, aan Israël tot een eeuwig verbond, e Gen. 28:13; 35:11. verwijsteksten
18 Zeggende: Ik zal u het land Kanaän geven, een snoer van ulieder erfdeel;
19 Als gij weinige mensen in getal waart, ja, weinigen en vreemdelingen daarin.
20 En zij wandelden van volk tot volk, en van het ene koninkrijk tot een ander volk.
21 Hij fliet niemand toe hen te onderdrukken; ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: f Genesis 12; 20. Exodus 7; 8; 9; 10; 11. verwijsteksten
22 Tast Mijn gezalfden niet aan, en doet Mijn profeten geen kwaad.
23 Zingt den HEERE, gij ganse aarde, boodschapt Zijn heil van dag tot dag.
24 Vertelt Zijn eer onder de heidenen, Zijn wonderwerken onder alle volken.
25 Want de HEERE is groot en zeer te prijzen, en Hij is vreselijk boven alle goden.
26 Want al de goden der volken zijn afgoden, maar de HEERE heeft de hemelen gemaakt.
27 Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en vrolijkheid zijn in Zijn plaats.
28 Geeft den HEERE, gij geslachten der volken, geeft den HEERE eer en sterkte.
29 Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, brengt offer en komt voor Zijn aangezicht; aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms.
30 Schrikt voor Zijn aangezicht, gij gehele aarde; ook zal de wereld bevestigd worden, dat zij niet bewogen worde.
31 Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde verheuge zich, en dat men onder de heidenen zegge: De HEERE regeert.
32 Dat de zee bruise, met haar volheid, dat het veld huppele van vreugde, met al wat daarin is.
33 Dan zullen de bomen des wouds juichen, voor het aangezicht des HEEREN, omdat Hij komt om de aarde te richten.
34 gLooft den HEERE, want Hij is goed, hwant Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid. g Ps. 107:1; 118:1; 136:1. h Ps. 136:1, enz. verwijsteksten
35 En zegt: Verlos ons, o God onzes heils, en verzamel ons en red ons van de heidenen, dat wij Uw heiligen Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen.
36 Geloofd zij de HEERE, de God Israëls, van eeuwigheid tot eeuwigheid. En al het volk zeide: Amen; en het loofde den HEERE.
 
De eredienst wordt geregeld
37 Alzo liet hij daar vóór de ark des verbonds des HEEREN Asaf en zijn broederen, om geduriglijk te dienen voor de ark, naar dat op elken dag besteld was.
38 Obed-Edom nu met hunlieder broederen, waren acht en zestig; en hij stelde Obed-Edom, den zoon van Jedíthun, en Hosa tot portiers;
39 En den priester Zadok en zijn broederen, de priesters, voor den tabernakel des HEEREN op de hoogte welke te Gíbeon is;
40 Om den HEERE de brandoffers geduriglijk te offeren op het brandofferaltaar, des morgens en des avonds; en zulks naar alles wat er geschreven staat in de wet des HEEREN, die Hij Israël geboden had;
41 En met hen Heman en Jedúthun en de overige uitgelezenen, die met namen uitgedrukt zijn, om den HEERE te loven; want Zijn goedertierenheid is tot in der eeuwigheid.
42 Met hen dan waren Heman en Jedúthun, met trompetten en cimbalen voor degenen die zich lieten horen, en met instrumenten der muziek Gods; maar de zonen van Jedúthun waren aan de poort.
43 Alzo toog het ganse volk heen, een iegelijk in zijn huis; en David keerde zich om zijn huis te gaan zegenen.

Einde 1 Kronieken 16