Statenvertaling.nl

sample header image

1 Kronieken 15 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

1 Kronieken 15

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De ark in Jeruzalem gebracht
1 EN David maakte zich huizen in zijn stad; en hij bereidde voor de ark Gods een plaats en spande een tent voor haar.
2 Toen zeide David: Niemand mag de ark Gods dragen dan de Levieten; want die aheeft de HEERE verkoren om de ark Gods te dragen en om Hem te dienen tot in der eeuwigheid. a Num. 4:15. verwijsteksten
3 Ook vergaderde David gans Israël te Jeruzalem, om de ark des HEEREN op te halen aan haar plaats, die hij haar bereid had.
4 En David bverzamelde de kinderen van Aäron en de Levieten. b 1 Kron. 6:1, 2. verwijsteksten
5 Van de kinderen van Kahath was Uriël overste en van zijn broederen waren honderd en twintig.
6 Van de kinderen van Merári was Asája overste en van zijn broederen waren tweehonderd en twintig.
7 Van de kinderen van Gersom was Joël overste en van zijn broederen waren honderd en dertig.
8 Uit de kinderen van Elízafan was overste Semája en van zijn broederen waren tweehonderd.
9 Uit de kinderen van Hebron was Elíël overste en zijn broeders waren tachtig.
10 Uit de kinderen van Uzziël was Amminádab overste en zijn broederen waren honderd en twaalf.
11 En David riep de priesters Zadok en Abjathar, en de Levieten Uriël, Asája en Joël, Semája en Elíël en Amminádab.
12 En hij zeide tot hen: Gijlieden zijt hoofden der vaderen onder de Levieten; heiligt u, gij en uw broeders, dat gij de ark des HEEREN, des Gods van Israël, opbrengt ter plaatse die ik voor haar bereid heb.
13 Want omdat gijlieden in het eerst dit niet deedt, heeft de HEERE onze God onder ons een scheur gedaan, omdat wij Hem niet gezocht hebben naar het recht.
14 Zo heiligden zich dan de priesters en Levieten, om de ark des HEEREN, des Gods van Israël, op te brengen.
15 En de kinderen der Levieten droegen de ark Gods op hun schouders, met de draagbomen die op hen waren, cgelijk als Mozes geboden had naar het woord des HEEREN. c Ex. 25:14. Num. 4:15; 7:9. verwijsteksten
16 En David zeide tot de oversten der Levieten, dat zij hun broeders, de zangers, stellen zouden met muziekinstrumenten, met luiten en harpen en cimbalen, dat zij zich zouden doen horen, verheffende de stem met blijdschap.
17 Zo stelden dan de Levieten dHeman, den zoon van Joël, en uit zijn broederen Asaf, den zoon van Beréchja; en uit de zonen van Merári, hun broederen, Ethan, den zoon van Kusája; d 1 Kron. 6:33, 39, 44. verwijsteksten
18 En met hen hun broeders van de tweede orde: Zechárja, Ben en Jaäziël, en Semíramoth en Jehíël en Unni, Eliab en Benája en Maäséja en Mattíthja en Eliféle en Miknéja en Obed-Edom en Jeíël, de portiers.
19 De zangers nu, Heman, Asaf en Ethan, lieten zich horen met koperen cimbalen;
20 En Zechárja en Aziël en Semíramoth en Jehíël en Unni en Eliab en Maäséja en Benája, met luiten op Alámoth;
21 En Mattíthja en Eliféle en Miknéja en Obed-Edom en Jeíël en Azázja, met harpen op de Scheminîth, om den toon te versterken.
22 En Chenánja, de overste der Levieten, was over het opheffen; hij onderwees hen in het opheffen, want hij was verstandig.
23 En Beréchja en Elkana waren portiers der ark.
24 En Sebánja en Jósafat en Netháneël en Amásai en Zechárja en Benája en Eliëzer, de priesters, trompetten met trompetten voor de ark Gods; en Obed-Edom en Jehía waren portiers der ark.
25 Het geschiedde nu dat David en de oudsten van Israël en de oversten der duizenden heengingen om de ark des verbonds des HEEREN op te halen uit het huis van Obed-Edom, met vreugde.
26 Zo geschiedde het, doordien dat God de Levieten hielp die de ark des verbonds des HEEREN droegen, dat zij zeven varren en zeven rammen offerden.
27 David nu was gekleed met een mantel van fijn linnen, ook al de Levieten die de ark droegen en de zangers en Chenánja, de overste van het opheffen der zangers; ook had David een lijfrok aan van linnen.
28 Alzo bracht gans Israël de ark des verbonds des HEEREN op met gejuich en met geluid der bazuin en met trompetten en met cimbalen, makende geluid met luiten en met harpen.
29 eHet geschiedde nu toen de ark des verbonds des HEEREN tot aan de stad Davids gekomen was, dat Michal, de dochter van Saul, door een venster keek en den koning David zag, springende en spelende; zo verachtte zij hem in haar hart. e 2 Sam. 6:16. verwijsteksten

Einde 1 Kronieken 15