Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Davids macht en gezin |
1 TOEN azond Hiram, de koning van Tyrus, boden tot David, en cederhout en metselaars en timmerlieden, dat zij hem een huis bouwden. a 2 Sam. 5:11. |
a 2 Sam. 5:11 En Hiram, de koning van Tyrus, zond boden tot David, en cederhout en timmerlieden en metselaars; en zij bouwden David een huis. |
2 En David merkte dat hem de HEERE tot koning bevestigd had over Israël; want zijn koninkrijk werd ten hoogste verheven om Zijns volks Israëls wil. |
3 En David nam meer vrouwen te Jeruzalem, en David gewon meer zonen en dochters. |
4 Dit bnu zijn de namen der kinderen die hij te Jeruzalem had: Sammúa en Sobab, Nathan en Sálomo, b 1 Kron. 3:5. |
b 1 Kron. 3:5 Dezen nu zijn hem te Jeruzalem geboren: Símea en Sobab en Nathan en Sálomo; deze vier zijn van Bath-Sua, de dochter van Ammiël. |
5 En Jibchar en Elisúa en Elpélet, |
6 En Noga en Nefeg en Jafía, |
7 En Elisáma en Beëljada en Elifélet. |
David verslaat de Filistijnen |
8 Toen de Filistijnen hoorden dat David ten koning gezalfd was over het ganse Israël, zo togen al de Filistijnen op om David te zoeken. Toen David dat hoorde, zo toog hij uit tegen hen. |
9 Toen de Filistijnen kwamen, zo spreidden zij zich uit in de laagte van Refaïm. |
10 Toen vraagde David God, zeggende: Zal ik optrekken tegen de Filistijnen en zult Gij hen in mijn hand geven? En de HEERE zeide tot hem: Trek op, want Ik zal hen in uw hand geven. |
11 Toen zij nu optogen naar Baäl-Perázim, zo sloeg hen David daar, en David zeide: God heeft mijn vijanden door mijn hand gescheurd als een scheur der wateren. Daarom noemden zij den naam derzelver plaats Baäl-Perázim. |
12 En daar lieten zij hun goden; en David gebood en zij werden met vuur verbrand. |
13 Doch de Filistijnen voeren nog voort en zij verspreidden zich in dat dal. |
14 En David vraagde God nog eens, en God zeide tot hem: Gij zult niet optrekken achter hen heen; maar
omsingel hen van boven en kom tot hen tegenover de moerbeziebomen. |
15 En het zal geschieden als gij hoort het geruis van een gang in de toppen der moerbeziebomen, kom dan uit ten strijde; want God zal voor uw aangezicht uitgegaan zijn om het leger der Filistijnen te slaan. |
16 David nu deed gelijk als hem God geboden had; en zij sloegen het heir der Filistijnen van Gíbeon af tot aan Gezer. |
17 Alzo ging Davids naam uit in al de landen; en de HEERE gaf zijn verschrikking over al de heidenen. |