Statenvertaling.nl

sample header image

2 Koningen 2 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

2 Koningen 2

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Elía vaart ten hemel
1 HET geschiedde nu als de HEERE Elía met een onweder ten hemel opnemen zou, dat Elía met Elísa ging van Gilgal.
2 En Elía zeide tot Elísa: Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar Bethel gezonden. Maar Elísa zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten. Alzo gingen zij af naar Bethel.
3 Toen gingen de zonen der profeten, die te Bethel waren, tot Elísa uit en zeiden tot hem: Weet gij dat de HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil.
4 En Elía zeide tot hem: Elísa, blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar Jericho gezonden. Maar hij zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten. Alzo kwamen zij te Jericho.
5 Toen traden de zonen der profeten, die te Jericho waren, naar Elísa toe en zeiden tot hem: Weet gij dat de HEERE heden uw heer van uw hoofd wegnemen zal? En hij zeide: Ik weet het ook wel, zwijgt gij stil.
6 En Elía zeide tot hem: Blijf toch hier, want de HEERE heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar hij zeide: Zo waarachtig als de HEERE leeft en uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten. En zij beiden gingen heen.
7 En vijftig mannen van de zonen der profeten gingen heen en stonden tegenover van verre; en die beiden stonden aan de Jordaan.
8 Toen nam Elía zijn mantel, en wond hem samen en sloeg het water, en het werd herwaarts en derwaarts verdeeld; en zij beiden gingen erdoor op het droge.
9 Het geschiedde nu als zij overgekomen waren, dat Elía zeide tot Elísa: Begeer wat ik u doen zal, eer ik van bij u weggenomen word. En Elísa zeide: Dat toch twee delen van uw geest op mij zijn.
10 En hij zeide: Gij hebt een harde zaak begeerd; indien gij mij zult zien als ik van bij u weggenomen word, het zal u alzo geschieden; doch zo niet, het zal niet geschieden.
11 En het gebeurde als zij voortgingen, gaande en sprekende, zie, zo was er een vurige wagen met vurige paarden, die tussen hen beiden scheiding maakten. Alzo voer Elía met een onweder ten hemel.
12 En Elísa zag het en hij riep: aMijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijn ruiteren. En hij zag hem niet meer. En hij vatte zijn klederen en scheurde ze in twee stukken. a 2 Kon. 13:14. verwijsteksten
13 Hij hief ook Elía’s mantel op, die van hem afgevallen was, en keerde weder en stond aan den oever van de Jordaan.
14 En hij nam den mantel van Elía, die van hem afgevallen was, en sloeg het water, en zeide: Waar is de HEERE, de God van Elía? Ja, Dezelve? En hij sloeg het water, en het werd herwaarts en derwaarts verdeeld, en Elísa ging erdoor.
 
Elísa als profeet erkend
15 Als nu de kinderen der profeten, die tegenover te Jericho waren, hem zagen, zo zeiden zij: De geest van Elía rust op Elísa. En zij kwamen hem tegemoet en bogen zich voor hem neder ter aarde.
16 En zij zeiden tot hem: Zie nu, er zijn bij uw knechten vijftig dappere mannen; laat hen toch heengaan en uw heer zoeken, of niet misschien de Geest des HEEREN hem opgenomen en op een der bergen of in een der dalen hem geworpen heeft. Doch hij zeide: Zendt niet.
17 Maar zij hielden bij hem aan, tot schamens toe; en hij zeide: Zendt. En zij zonden vijftig mannen, die drie dagen zochten, doch hem niet vonden.
18 Toen kwamen zij weder tot hem, daar hij te Jericho gebleven was; en hij zeide tot hen: Heb ik tot ulieden niet gezegd: Gaat niet?
19 En de mannen der stad zeiden tot Elísa: Zie toch, de woning dezer stad is goed, gelijk als mijn heer ziet; maar het water is kwaad en het land onvruchtbaar.
20 En hij zeide: Brengt mij een nieuwe schaal en legt er zout in. En zij brachten ze tot hem.
21 Toen ging hij uit tot de waterwel en wierp het zout daarin, en zeide: Zo zegt de HEERE: Ik heb dit water gezond gemaakt, er zal geen dood noch onvruchtbaarheid meer van worden.
22 Alzo werd dat water gezond, tot op dezen dag, naar het woord van Elísa, dat hij gesproken had.
23 En hij ging vandaar op naar Bethel. Als hij nu den weg opging, zo kwamen kleine jongens uit de stad; die bespotten hem en zeiden tot hem: Kaalkop, ga op, kaalkop, ga op.
24 En hij keerde zich achterom, en hij zag hen en vloekte hen in den Naam des HEEREN. Toen kwamen twee beren uit het woud en verscheurden van dezelve twee en veertig kinderen.
25 En hij ging vandaar naar den berg Karmel; en vandaar keerde hij weder naar Samaría.

Einde 2 Koningen 2