Statenvertaling.nl

sample header image

2 Samuël 4 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

2 Samuël 4

Dit hoofdstuk voorgelezen (v):

 

1 ALS nu Sauls zoon hoorde dat Abner te Hebron gestorven was, werden zijn handen slap en gans Israël werd verschrikt.
2 En Sauls zoon had twee mannen, oversten van benden: de naam des enen was Báëna en de naam des anderen Rechab, zonen van Rimmon, den Beërothiet, van de kinderen van Benjamin; want ook Beëroth werd aan Benjamin gerekend;
3 En de Beërothieten waren gevloden naar Gitthaïm, en waren aldaar vreemdelingen tot op dezen dag.
4 En Jónathan, Sauls zoon, had een zoon die geslagen was aan beide voeten; vijf jaren was hij oud als het gerucht van Saul en Jónathan uit Jizreël kwam, en zijn voedster hem opnam en vluchtte; en het geschiedde als zij haastte om te vluchten, dat hij viel en kreupel werd; en zijn naam was Mefibóseth.
5 En de zonen van Rimmon, den Beërothiet, Rechab en Báëna, gingen heen en kwamen ten huize van Isbóseth, als de dag heet geworden was; en hij lag op de slaapstede in den middag.
6 En zij kwamen daarin tot het midden des huizes, als zullende tarwe halen, en zij sloegen hem aan de vijfde rib; en Rechab en zijn broeder Báëna ontkwamen.
7 Want zij kwamen in huis als hij op zijn bed lag in zijn slaapkamer, en sloegen hem en doodden hem en hieuwen zijn hoofd af; en zij namen zijn hoofd en gingen heen, den weg op het vlakke veld, den gansen nacht.
8 En zij brachten het hoofd van Isbóseth tot David te Hebron en zeiden tot den koning: Zie, daar is het hoofd van Isbóseth, den zoon van Saul, uw vijand, die uw ziel zocht; alzo heeft de HEERE mijn heer den koning te dezen dage wraken gegeven van Saul en van zijn zaad.
9 Maar David antwoordde Rechab en zijn broeder Báëna, den zonen van Rimmon, den Beërothiet, en zeide tot hen: Zo waarachtig als de HEERE leeft, Die mijn ziel uit alle benauwdheid verlost heeft,
10 Dewijl ik dien die mij boodschapte, zeggende: Zie, Saul is dood; daar hij in zijn ogen was als een die goede boodschap bracht, nochtans gegrepen en te Ziklag gedood heb, hoewel hij meende dat ik hem bodeloon zou geven,
11 Hoeveel te meer, wanneer goddeloze mannen een rechtvaardigen man in zijn huis op zijn slaapstede hebben gedood! Nu dan, zou ik zijn bloed van uw handen niet eisen en u van de aarde wegdoen?
12 En David gebood zijn jongens, en zij doodden hen en hieuwen hun handen en hun voeten af en hingen ze op bij den vijver te Hebron; maar het hoofd van Isbóseth namen zij en begroeven het in Abners graf te Hebron.

Einde 2 Samuël 4