Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 EN het geschiedde als de mensen op den aardbodem begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, |
2 Dat Gods zonen de dochteren der mensen aanzagen, dat zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen die zij verkoren hadden. |
3 Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaar. |
4 In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren en zich kinderen gewonnen hadden; dezen zijn de geweldigen, die vanouds geweest zijn mannen van naam. |
5 En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was. |
6 Toen berouwde het den HEERE dat Hij den mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan Zijn hart. |
7 En de HEERE zeide: Ik zal den mens, dien Ik geschapen heb, verdelgen van den aardbodem, van den mens tot het vee, tot het kruipend gedierte en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij dat Ik hen gemaakt heb. |
8 Maar Noach vond genade in de ogen des HEEREN. |
9 Dit zijn de geboorten van Noach. Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslachten; Noach wandelde met God. |
10 En Noach gewon drie zonen: Sem, Cham en Jafeth. |
11 Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht; en de aarde was vervuld met wrevel. |
12 Toen zag God de aarde, en zie, zij was verdorven; want al het vlees had zijn weg verdorven op de aarde. |
13 Daarom zeide God tot Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen, want de aarde is door hen vervuld met wrevel; en zie, Ik zal hen met de aarde verderven. |
14 Maak u een ark van goferhout; met kamers zult gij deze ark maken; en gij zult ze bepekken vanbinnen en vanbuiten met pek. |
15 En aldus is het dat gij haar maken zult: driehonderd ellen zij de lengte der ark, vijftig ellen haar breedte en dertig ellen haar hoogte. |
16 Gij zult een venster aan de ark maken, en zult haar volmaken tot een el van boven; en de deur der ark zult gij in haar zijde zetten; gij zult ze met onderste, tweede en derde verdiepingen maken. |
17 Want Ik, zie, Ik breng een watervloed over de aarde, om alle vlees, waarin een geest des levens is, van onder den hemel te verderven; al wat op de aarde is, zal den geest geven. |
18 Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten; en gij zult in de ark gaan, gij en uw zonen en uw huisvrouw en de vrouwen uwer zonen met u. |
19 En gij zult van al wat leeft, van alle vlees, twee van elk doen in de ark komen, om met u in het leven te behouden: mannetje en wijfje zullen zij zijn; |
20 Van het gevogelte naar zijn aard en van het vee naar zijn aard, van al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard, twee van elk zullen tot u komen, om die in het leven te behouden. |
21 En gij, neem voor u van alle spijze die gegeten wordt, en verzamel ze tot u, opdat zij u en hun tot spijze zij. |
22 En Noach deed het; naar al wat God hem geboden had, zo deed hij. |