Statenvertaling.nl

sample header image

Genesis 29 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Genesis 29

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Jakob komt bij Laban
1 TOEN hief Jakob zijn voeten op, en ging naar het land der kinderen van het oosten.
2 En hij zag toe, en zie, er was een put in het veld; en zie, er waren drie kudden schapen nevens dien nederliggende, want uit dienzelven put drenkten zij de kudden; en er was een grote steen op den mond van dien put.
3 En derwaarts werden al de kudden verzameld, en zij wentelden den steen van den mond des puts en drenkten de schapen, en legden den steen weder op den mond van dien put, op zijn plaats.
4 Toen zeide Jakob tot hen: Mijn broeders, vanwaar zijt gij? En zij zeiden: Wij zijn van Haran.
5 En hij zeide tot hen: Kent gij Laban, den zoon van Nahor? En zij zeiden: Wij kennen hem.
6 Voorts zeide hij tot hen: Is het wel met hem? En zij zeiden: Het is wel; en zie, Rachel, zijn dochter, die komt met de schapen.
7 En hij zeide: Zie, het is nog hoog dag, het is geen tijd dat het vee verzameld worde; drenkt de schapen en gaat heen, weidt ze.
8 Toen zeiden zij: Wij kunnen niet, totdat al de kudden tezamen zullen verzameld zijn, en dat men den steen van den mond des puts afwentele, opdat wij de schapen drenken.
9 Als hij nog met hen sprak, zo kwam Rachel met de schapen die haar vader toebehoorden; want zij was een herderin.
10 En het geschiedde als Jakob Rachel zag, de dochter van Laban, zijner moeders broeder, en de schapen van Laban, zijner moeders broeder, dat Jakob toetrad en wentelde den steen van den mond des puts en drenkte de schapen van Laban, zijner moeders broeder.
11 En Jakob kuste Rachel; en hij hief zijn stem op en weende.
12 En Jakob gaf Rachel te kennen, dat hij haars vaders broeder was en dat hij de zoon van Rebekka was. Toen liep zij heen en gaf het haar vader te kennen.
13 En het geschiedde als Laban die tijding hoorde van Jakob, zijner zusters zoon, zo liep hij hem tegemoet en omhelsde hem en kuste hem, en bracht hem tot zijn huis. En hij vertelde Laban al deze dingen.
14 Toen zeide hem Laban: Voorwaar, gij zijt mijn gebeente en mijn vlees. En hij bleef bij hem een volle maand.
 
Rachel en Lea
15 Daarna zeide Laban tot Jakob: Omdat gij mijn broeder zijt, zoudt gij mij deswege om niet dienen? Verklaar mij, wat zal uw loon zijn?
16 En Laban had twee dochters: de naam der grootste was Lea, en de naam der kleinste was Rachel.
17 Doch Lea had tedere ogen; maar Rachel was schoon van gedaante en schoon van aangezicht.
18 En Jakob had Rachel lief; en hij zeide: aIk zal u zeven jaren dienen om Rachel, uw kleinste dochter. a Hos. 12:13. verwijsteksten
19 Toen zeide Laban: Het is beter dat ik haar aan u geve dan dat ik haar aan een anderen man geve; blijf bij mij.
20 Alzo diende Jakob om Rachel zeven jaren; en die waren in zijn ogen als enige dagen, omdat hij haar liefhad.
21 Toen zeide Jakob tot Laban: Geef mijn huisvrouw, want mijn dagen zijn vervuld, dat ik tot haar inga.
22 Zo verzamelde Laban al de mannen dier plaats, en maakte een maaltijd.
23 En het geschiedde des avonds, dat hij zijn dochter Lea nam en bracht haar tot hem; en hij ging tot haar in.
24 En Laban gaf haar Zilpa, zijn dienstmaagd, aan Lea, zijn dochter, tot een dienstmaagd.
25 En het geschiedde des morgens, en zie, het was Lea. Daarom zeide hij tot Laban: Wat is dit, dat gij mij gedaan hebt? Heb ik niet bij u gediend om Rachel? Waarom hebt gij mij dan bedrogen?
26 En Laban zeide: Men doet alzo niet te dezer onzer plaatse, dat men de kleinste uitgeeft vóór de eerstgeborene.
27 Vervul de week van deze; dan zullen wij u ook die geven voor den dienst dien gij nog andere zeven jaren bij mij dienen zult.
28 En Jakob deed alzo; en hij vervulde de week van deze. Toen gaf hij hem Rachel, zijn dochter, hem tot een vrouw.
29 En Laban gaf aan zijn dochter Rachel zijn dienstmaagd Bilha, haar tot een dienstmaagd.
30 En hij ging ook in tot Rachel, en had ook Rachel liever dan Lea; en hij diende bij hem nog andere zeven jaren.
31 Toen nu de HEERE zag dat Lea gehaat was, opende Hij haar baarmoeder; maar Rachel was onvruchtbaar.
32 En Lea werd bevrucht en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Ruben; want zij zeide: Omdat de HEERE mijn verdrukking heeft aangezien, daarom zal mijn man mij nu liefhebben.
33 En zij werd weder bevrucht en baarde een zoon, en zeide: Dewijl de HEERE gehoord heeft dat ik gehaat was, zo heeft Hij mij ook dezen gegeven. En zij noemde zijn naam Simeon.
34 En zij werd nog bevrucht en baarde een zoon, en zeide: Nu zal zich ditmaal mijn man bij mij voegen, dewijl ik hem drie zonen gebaard heb. Daarom noemde hij zijn naam Levi.
35 En zij werd weder bevrucht en baarde een zoon, en zeide: Ditmaal zal ik den HEERE loven. Daarom noemde zij zijn naam Juda. En zij hield op van baren.

Einde Genesis 29