Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De zevende dag geheiligd |
1 ALZO zijn volbracht de hemel en de aarde en al hun heir. |
2 aAls nu God op den zevenden dag volbracht had Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op den zevenden dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. a Ex. 20:11; 31:17. Deut. 5:14. Hebr. 4:4.  |
a Ex. 20:11 Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee, en alles wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde denzelven. Ex. 31:17 Hij zal tussen Mij en tussen de kinderen Israëls een teken in eeuwigheid zijn; dewijl de HEERE in zes dagen den hemel en de aarde gemaakt en op den zevenden dag gerust en Zich verkwikt heeft. Deut. 5:14 Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw os, noch uw ezel, noch enig van uw vee, noch de vreemdeling die in uw poorten is; opdat uw dienstknecht en uw dienstmaagd ruste gelijk als gij. Hebr. 4:4 Want Hij heeft ergens van den zevenden dag aldus gesproken: En God heeft op den zevenden dag van al Zijn werken gerust. |
3 En God heeft den zevenden dag gezegend en dien geheiligd; omdat Hij op denzelven gerust heeft van al Zijn werk, hetwelk God geschapen had om te volmaken. |
De schepping van den mens |
4 Dit zijn de geboorten des hemels en der aarde, als zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de aarde en den hemel maakte, |
5 En allen struik des velds, eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de aarde, en er was geen mens geweest om den aardbodem te bouwen. |
6 Maar een damp was opgegaan uit de aarde en bevochtigde den gansen aardbodem. |
7 En de HEERE God had den mens geformeerd uit bhet stof der aarde en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens ctot een levende ziel. b 1 Kor. 15:47. c 1 Kor. 15:45.  |
b 1 Kor. 15:47 De eerste mens is uit de aarde, aards; de tweede Mens is de Heere uit den hemel. c 1 Kor. 15:45 Alzo is er ook geschreven: De eerste mens Adam is geworden tot een levende ziel; de laatste Adam tot een levendmakenden Geest. |
8 Ook had de HEERE God een hof geplant in Eden, tegen het oosten; en Hij stelde aldaar den mens, dien Hij geformeerd had. |
9 En de HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht en goed tot spijze; en dden boom des levens in het midden van den hof, en den boom der kennis des goeds en des kwaads. d Openb. 2:7.  |
d Openb. 2:7 Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den Boom des levens, Die in het midden van het paradijs Gods is. |
10 En een rivier was voortgaande uit Eden om dezen hof te bewateren, en werd vandaar verdeeld en werd tot vier hoofden. |
11 De naam der eerste rivier is Pison; deze is het die het ganse land van Havíla omloopt, waar het goud is. |
12 En het goud van dit land is goed; daar is ook
bedólah en de steen sardonyx. |
13 En de naam der tweede rivier is Gihon; deze is het die het ganse land Cusch omloopt. |
14 En de naam der derde rivier is Hiddékel; deze is gaande naar het oosten van Assur. En de vierde rivier is Frath. |
15 Zo nam de HEERE God den mens, en zette hem in den hof van Eden om dien te bouwen en dien te bewaren. |
16 En de HEERE God gebood den mens, zeggende: Van allen boom dezes hofs zult gij vrijelijk eten; |
17 Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven. |
Het huwelijk |
18 Ook had de HEERE God gesproken: Het is niet goed dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulpe maken, die
als tegen hem over zij. |
19 Want als de HEERE God uit de aarde al het gedierte des velds en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij ze tot Adam, om te zien hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam alle levende ziel noemen zou, dat zou haar naam zijn. |
20 Zo had Adam genoemd de namen van al het vee en van het gevogelte des hemels en van al het gedierte des velds; maar voor den mens vond hij geen hulpe die als tegen hem over ware. |
21 Toen deed de HEERE God een diepen slaap op Adam vallen, en hij sliep; en Hij nam een van zijn ribben en sloot derzelver plaats toe met vlees. |
22 En de HEERE God bouwde de ribbe, die Hij evan Adam genomen had, tot een vrouw; en Hij bracht haar tot Adam. e 1 Kor. 11:8.  |
e 1 Kor. 11:8 Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw uit den man. |
23 Toen zeide Adam: Deze is ditmaal fbeen van mijn benen en vlees van mijn vlees; men zal haar Manninne heten, omdat zij uit den man genomen is. f Mal. 2:14. Ef. 5:30, 31.  |
f Mal. 2:14 Gij nu zegt: Waarom? Daarom dat de HEERE een Getuige geweest is tussen u en tussen de huisvrouw uwer jeugd, met dewelke gij trouwelooslijk handelt, daar zij toch uw gezellin en de huisvrouw uws verbonds is. Ef. 5:30 Want wij zijn leden Zijns lichaams, van Zijn vlees en van Zijn benen. Ef. 5:31 Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten en zal zijn vrouw aanhangen, en zij twee zullen tot één vlees wezen. |
24 gDaarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aankleven, hen zij zullen tot één vlees zijn. g Matth. 19:5. Mark. 10:7. Ef. 5:31. h 1 Kor. 6:16. Ef. 5:28, 29.  |
g Matth. 19:5 En gezegd heeft: Daarom zal een mens vader en moeder verlaten en zal zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn? Mark. 10:7 Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten en zal zijn vrouw aanhangen; Ef. 5:31 Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten en zal zijn vrouw aanhangen, en zij twee zullen tot één vlees wezen. h 1 Kor. 6:16 Of weet gij niet dat die de hoer aanhangt, één lichaam met haar is? Want die twee, zegt Hij, zullen tot één vlees wezen. Ef. 5:28 Alzo zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te hebben gelijk hun eigen lichamen. Die zijn eigen vrouw liefheeft, die heeft zichzelven lief. Ef. 5:29 Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het en onderhoudt het, gelijkerwijs ook de Heere de gemeente. |
25 En zij waren beiden inaakt, Adam en zijn vrouw; en zij schaamden zich niet. i Gen. 3:7.  |
i Gen. 3:7 Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgenboombladeren tezamen en maakten zich schorten. |