Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 ALZO toog Abram op uit Egypte naar het zuiden, hij en zijn huisvrouw en al wat hij had, en Lot met hem. |
2 En Abram was zeer rijk, in vee, in zilver en in goud. |
3 En hij ging volgens zijn reizen, van het zuiden tot Bethel toe, tot aan de plaats waar zijn tent in den beginne geweest was, tussen Bethel en tussen Ai; |
4 Tot de plaats des altaars, dat hij in het eerst daar gemaakt had; en Abram heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen. |
5 En Lot, die met Abram toog, had ook schapen en runderen en tenten. |
6 En het land droeg hen niet om tezamen te wonen; want hun have was veel, zodat zij tezamen niet konden wonen. |
7 En er was twist tussen de herders van Abrams vee en tussen de herders van Lots vee. Ook woonden toen de Kanaänieten en Ferezieten in dat land. |
8 En Abram zeide tot Lot: Laat toch geen twisting zijn tussen mij en tussen u, en tussen mijn herders en tussen uw herders; want wij zijn mannen broeders. |
9 Is niet het ganse land voor uw aangezicht? Scheid u toch van mij; zo gij de linkerhand kiest, zo zal ik ter rechterhand gaan; en zo gij de rechterhand, zo zal ik ter linkerhand gaan. |
10 En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sódom en Gomórra verdorven had, was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij komt tot Zoar. |
11 Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte der Jordaan, en Lot trok tegen het oosten; en zij werden gescheiden, de een van den ander. |
12 Abram dan woonde in het land Kanaän; en Lot woonde in de steden der vlakte, en sloeg tenten tot aan Sódom toe. |
13 En de mannen van Sódom waren boos, en grote zondaars tegen den HEERE. |
14 En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was: Hef nu uw ogen op, en zie van de plaats waar gij zijt, noordwaarts en zuidwaarts en oostwaarts en westwaarts. |
15 Want al dit land, dat gij ziet, dat zal Ik u geven, en uw zaad tot in eeuwigheid. |
16 En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde; zodat, indien iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zal ook uw zaad geteld worden. |
17 Maak u op, wandel door dit land in zijn lengte en in zijn breedte; want Ik zal het u geven. |
18 En Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamre, die bij Hebron zijn; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar. |