Statenvertaling.nl

sample header image

Genesis 10 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Genesis 10

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De nakomelingen van Jafeth
1 DIT nu zijn de geboorten van aNoachs zonen, Sem, Cham en Jafeth; en hun werden zonen geboren na den vloed. a 1 Kron. 1:4. verwijsteksten
2 De bzonen van Jafeth zijn: Gomer, en Magog, en Madái, en Javan, en Tubal, en Mesech en Tiras. b 1 Kron. 1:5. verwijsteksten
3 En de zonen van Gomer zijn: Askenaz, en Rifath en Togárma.
4 En de zonen van Javan zijn: Elísa en Tarsis; Chittim en Dodanim.
5 Van dezen zijn verdeeld de eilanden der volken in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun huisgezinnen, onder hun volken.
 
De nakomelingen van Cham
6 En cChams zonen zijn: Cusch en Mizráïm, en Put en Kanaän. c 1 Kron. 1:8. verwijsteksten
7 En de zonen van Cusch zijn: Seba, en Havíla, en Sabta, en Ráëma en Sábtecha. En de zonen van Ráëma zijn: Scheba en Dedan.
8 En dCusch gewon Nimrod; deze begon geweldig te zijn op aarde. d 1 Kron. 1:10. verwijsteksten
9 Hij was een geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN; daarom wordt gezegd: Gelijk Nimrod, een geweldig jager voor het aangezicht des HEEREN.
10 En het beginsel zijns rijks was Babel, en Erech, en Accad en Kalné, in het land Sínear.
11 Uit ditzelve land is Assur uitgegaan, en heeft gebouwd Ninevé en Rehobôth, Ir en Kálach,
12 En Resen, tussen Ninevé en tussen Kálach; dat is die grote stad.
13 En Mizráïm gewon Ludim, en Anamim, en Lehabim, en Naftuchim,
14 En Pathrusim, en Kasluchim, vanwaar de Filistijnen uitgekomen zijn, en Kaftorim.
15 En Kanaän gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,
16 En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet,
17 En den Heviet, en den Arkiet, en den Siniet,
18 En den Arvadiet, en den Zemariet en den Hamathiet; en daarna zijn de huisgezinnen der Kanaänieten verspreid.
19 En de landpale der Kanaänieten was van Sidon, waar gij gaat naar Gerar tot Gaza toe; waar gij gaat naar Sódom en Gomórra, en Adama en Zebóïm, tot Lasa toe.
20 Dit zijn Chams zonen naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, in hun volken.
 
De nakomelingen van Sem
21 Voorts zijn Sem zonen geboren; dezelve is ook de vader van alle zonen van Heber, broeder van Jafeth, de grootste.
22 eSems zonen waren Elam, en Assur, en fArfachsad, en Lud en Aram. e 1 Kron. 1:17. f Gen. 11:10. verwijsteksten
23 En Arams zonen waren Uz, en Hul, en Gether en Mas.
24 En gArfachsad gewon Selah; en Selah gewon Heber. g 1 Kron. 1:18. verwijsteksten
25 En Heber werden twee zonen geboren; des enen naam was Peleg, want in zijn dagen is de aarde verdeeld, en zijns broeders naam was Joktan.
26 En Joktan gewon Almódad, en Selef, en Hazarmávet, en Jerah,
27 En Hadóram, en Uzal, en Dikla,
28 En Obal, en Abímaël, en Scheba,
29 En Ofir, en Havíla en Jobab; deze allen waren zonen van Joktan.
30 En hun woning was van Mescha af, waar gij gaat naar Sefar, het gebergte van het oosten.
31 Dit zijn Sems zonen naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, naar hun volken.
32 Dit zijn de huisgezinnen der zonen van Noach naar hun geboorten, in hun volken; en van dezen zijn de volken op de aarde verdeeld na den vloed.

Einde Genesis 10